Vragen van het lid Van Tongeren (GroenLinks) aan de minister van Economische Zaken over het bericht «Next checkt: Na proefboring is winning amper tegen te houden» (ingezonden 13 september 2013).

Antwoord van minister Kamp (Economische Zaken) (ontvangen 17 oktober 2013).

Vraag 1

Wat zijn de criteria voor het verlenen van een opsporingsvergunning?1

Antwoord 1

Een aanvraag voor een opsporingsvergunning wordt getoetst op grond van de bepalingen zoals deze in de Mijnbouwwet zijn vastgelegd. In de artikelen 7 en 9 van de Mijnbouwwet zijn de gronden genoemd, op basis waarvan een vergunning geweigerd kan worden. De genoemde artikelen heb ik bijgevoegd in de bijlage2.

Een opsporingsvergunning is een marktordeningsvergunning, die de onderneming het alleenrecht geeft om binnen een bepaald gebied en binnen een bepaalde periode (vaak binnen drie jaar) tot opsporing over te gaan c.q. één of meer proefboringen uit te voeren. Voordat er daadwerkelijk fysieke activiteiten verricht mogen worden, zijn meerdere vergunningen en instemmingen nodig.

Vraag 2

Wat zijn de verschillen tussen de criteria voor een opsporingsvergunning en die voor een winningsvergunning? Is het enige onderscheid het verplicht indienen van een milieueffectrapportage en een winningsplan?

Antwoord 2

De bovengenoemde bepalingen zijn ook van toepassing op de beoordeling van een aanvraag voor een winningsvergunning. Daarnaast moet ook aannemelijk worden gemaakt dat de delfstoffen binnen het gebied, waarvoor de vergunning zou gaan gelden, economisch winbaar zijn (artikel 8 van de Mijnbouwwet).

Ook hierbij geldt dat een winningsvergunning een marktordeningsvergunning is. Alvorens gas gewonnen kan worden, dienen daarna meerdere instemmingen en vergunningen verkregen te worden, namelijk:

  • Omgevingsvergunning bij het ministerie van Economische Zaken (EZ). Bij deze vergunningaanvraag kan eventueel verzocht worden om het bestemmingsplan aan te passen. De desbetreffende gemeente wordt hierbij gevraagd of deze een verklaring van geen bedenkingen af kan geven;

  • Verzoek tot instemming met het winningsplan bij het ministerie van EZ. Alvorens over een dergelijke aanvraag besloten wordt, worden de Technische commissie bodembeweging (Tcbb), de inspecteur-generaal der mijnen van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en TNO-adviesgroep Economische Zaken om advies gevraagd;

  • Bij boring extra putten, een melding BARMM;

  • Indienen van een werkplan voor een periode van vijf jaar bij SODM;

  • Indienen van een werkprogramma bij SODM.

Wanneer er een voornemen is voor een activiteit, waarbij een productie van meer dan 500.000 m3 gas per dag wordt verwacht, is een milieueffectrapportage verplicht (artikel 2, eerste lid, en bijlage, onderdeel C, onder 17.2, van het besluit milieueffectrapportage in samenhang met de artikelen 7.2, eerste lid, onder a, 13.1 en 7.28 van de Wet milieubeheer, artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 40 van de Mijnbouwwet).

Daarnaast geldt bij een voornemen voor een activiteit, waarbij diepboringen worden uitgevoerd een verplichte mededeling bij de minister van Economische Zaken zodanig dat de minister kan beoordelen of een milieueffectrapportage opgesteld moet worden (artikel 2, tweede en vijfde lid, en bijlage, onderdeel D, onder 17.2, van het besluit milieueffectrapportage in samenhang met artikelen 7.2, eerste lid, onder b, 13.1 en 7.16 van de Wet milieubeheer, artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 40 van de Mijnbouwwet).

Vraag 3

Is in Nederland ooit een winningsvergunning geweigerd als eerder een opsporingsvergunning voor dezelfde locatie is verleend? Zo ja, in welke gevallen en op welke gronden is dit gebeurd?

Antwoord 3

Nee, dit is nog niet in Nederland voorgekomen.

Vraag 4, 5, 6

Kunt u bestaande opsporingsvergunningen intrekken? Onder welke omstandigheden zou u dat overwegen?

Kan een verzoek tot intrekken van een opsporingsvergunning van een betrokken gemeente of provincie een grond zijn?

Op welke gronden gaat u verzoeken van de gemeenten Boxtel en Noordoostpolder tot het intrekken van de opsporingsvergunningen voor schaliegas beoordelen?

Antwoord 4, 5, 6

De gronden tot intrekking van een opsporingsvergunning (artikel 21 van de Mijnbouwwet) hebben betrekking op marktordening en de technische en financiële mogelijkheden van de aanvrager. De intrekkingsgronden hebben geen betrekking op nadelige effecten voor het milieu, de bouwkundige aspecten van een installatie of de bestemming van het gebied.

Deze effecten en aspecten worden beoordeeld bij een aanvraag om een milieuvergunning voor diepboringen voor opsporingsonderzoek aan de hand van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 3.3 van het Besluit omgevingsrecht of een melding als bedoeld in artikel 7 in samenhang met artikel 3 van het Besluit algemene regels milieu mijnbouw in samenhang met artikel 40 van de Mijnbouwwet. Ik heb van de houder van de opsporingvergunning hiervoor nog geen aanvraag of verzoek ontvangen.

Vraag 7, 8

Moet het Rijk een schadevergoeding betalen als een opsporingsvergunning ingetrokken wordt? Zo ja, wat is de orde van grootte van deze schadevergoeding?

Kan het Rijk een winningsvergunning weigeren of intrekken na verlening, op welke gronden en ontstaat dan een recht op schadevergoeding?

Antwoord 7, 8

Een vergunningaanvraag wordt geweigerd, indien een van de genoemde bepalingen uit de artikelen 7, 8 of 9 van de Mijnbouwwet van toepassing zijn. In mijn antwoord op vraag 4 is uiteengezet wanneer ik een vergunning kan intrekken. Een intrekking van een opsporingsvergunning op andere gronden dan de wet toestaat, leidt tot vernietiging van die intrekking. De bestuursrechter kan in een dergelijk geval, zo nodig, zelf in de zaak voorzien zodat de vergunning in stand blijft. De schade die optreedt door vertraging van de werkzaamheden en procedurekosten in bezwaar en beroep leiden in beginsel tot een plicht tot schadevergoeding. De hoogte van de schadevergoeding is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het is aan de rechter de hoogte te bepalen.

Vraag 9

Klopt het dat een politiek besluit in de Tweede Kamer niet voldoende grond is om een opsporings- of winningsvergunning te weigeren of in te trekken? Is er van Brabant Resources een borg- of andere zekerheidstelling gevraagd voor het verlenen van de opsporingsvergunningen? Hoe hoog is deze zekerheidstelling en hoe heeft het Rijk beoordeeld dat dat voldoende is om eventuele schade zoals bijvoorbeeld drinkwaterverontreiniging af te dekken?

Antwoord 9

Zoals ik in antwoord op de vragen 4, 5 en 6 heb aangegeven, zijn de gronden om een opsporingsvergunning in te trekken door de wetgever, in artikel 21 van de Mijnbouwwet vastgelegd.

Er is aan Brabant Resources geen borg- of zekerheidsstelling gevraagd. In mijn antwoord op vraag 10 zal ik verder in gaan op de financiële positie van een houder van een vergunning.

Vraag 10

Heeft u inzicht in de financiële positie van Brabant resources en kunt u deze, desnoods vertrouwelijk, delen met de Kamer?

Antwoord 10

Zoals uiteen is gezet in het antwoord op vraag 1, kan een vergunning worden geweigerd als de financiële mogelijkheden van de aanvrager niet voldoende zijn.

De financiële positie van Brabant resources is bij de opsporingsvergunningaanvraag voor Noord-Brabant dus bekeken en toereikend bevonden. Dergelijke gegevens zijn bedrijfsvertrouwelijk en kunnen niet openbaar gemaakt worden.

Vraag 11

Kunt u deze vragen beantwoorden voor eind september, zodat deze gelijktijdig met de milieueffectrapportage (m.e.r). van Cuadrilla door de Kamer kan worden behandeld?

Antwoord 11

Helaas was meer tijd nodig voor de beantwoording.


X Noot
1

NRC Next, 3 september 2013

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven