Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over een teruggeleiding van een 10-jarig meisje naar haar vader in de Verenigde Staten. (ingezonden 7 mei 2014).

Nader antwoord van Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 4 juli 2014) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2220 Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2166

Vraag 1, 4, 5, 6, 9

Kloppen de feiten, zoals beschreven in NRC Handelsblad1 en Hart van Nederland2 over de teruggeleiding van Jasmijn (10 jaar) naar de Verenigde Staten? Zo niet, op welke punten niet?

Is het waar dat het 10-jarige meisje op weg naar school is besprongen door een team agenten, bijgestaan door een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming, waarbij het meisje schoppend, gillend en huilend in een auto is gezet en direct op het vliegtuig naar de Verenigde Staten is gezet, zonder afscheid te kunnen nemen van haar moeder die ondertussen geboeid is afgevoerd zonder te kunnen overleggen met haar advocaat? Als dit inderdaad waar is, wat is hier dan allemaal fout gegaan?

Had deze concrete teruggeleiding niet anders gekund en gemoeten? Is het Samenwerkingsprotocol gedwongen tenuitvoerlegging teruggeleidingsbeschikkingen in internationale kinderontvoeringszaken3 correct nageleefd, zoals het uitgangspunt «dat alles zo rustig mogelijk verloopt voor het kind»? Had deze terugkeer, indien deze al noodzakelijk was, niet veel beter en zorgvuldiger voorbereid kunnen en moeten worden?

Waarom is aan de gearresteerde moeder pas gelegenheid geboden contact te leggen met haar advocaat nádat Jasmijn was teruggeleid, waardoor een eventueel kort geding tegen de teruggeleiding onmogelijk werd? Welke rechten zijn hier geschonden? Is dit doelbewust gebeurd? Hoe wordt voorkomen dat dit in de toekomst nogmaals zal gebeuren?

Bent u bereid, al dan niet via de Centrale Autoriteit, in contact te treden met de autoriteiten in de Verenigde Staten over deze zaak, teneinde een geschikte oplossing te treffen waarbij in ieder geval de veiligheid van het kind gewaarborgd is?

Antwoord 1, 4, 5, 6, 9

De antwoorden op deze vragen zijn op 18 juni 2014 reeds aan uw Kamer gestuurd conform de Regeling vertrouwelijke stukken en bij uw Griffie ter vertrouwelijke inzage gelegd.

Vraag 2 en 3

Herinnert u zich de eerdere discussie in de Kamer, in hoeverre de hoofdregel uit het Haags Kinderontvoeringsverdrag «eerst terug en dan praten» soms strijdig is met het belang van het kind zoals onder andere neergelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind? Kunt u, in het licht hiervan, de vraag beantwoorden waarom Nederland zo terughoudend is in het toepassen van de uitzondering in het Haags Kinderontvoeringsverdrag dat kinderen niet teruggeleid hoeven te worden indien zij zich verzetten of dit anderszins niet in het belang van het kind is?

Wat is uw reactie op de constatering dat veel andere landen, zoals Duitsland, ruimhartiger omgaan met de weigeringsgronden voor teruggeleiding uit dit Verdrag? Ziet u redenen en mogelijkheden de gangbare praktijk in Nederland op dit punt aan te passen?

Antwoord 2 en 3

Ik herinner mij deze discussie in de Kamer. Doel van het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV) is, in het belang van het kind, de onmiddellijke terugkeer te waarborgen naar de Staat waar een kind voorafgaand aan de ongeoorloofde overbrenging zijn of haar gewone verblijfplaats heeft. De rechter is niet gehouden de onmiddellijke terugkeer te gelasten indien een succesvol beroep op de uitzonderingsgronden, genoemd in artikel 13 van het HKOV, wordt gedaan. Het is echter aan de rechter in elke individuele verdragsstaat om na te gaan of een dergelijk beroep slaagt. In de jurisprudentie wordt streng de hand gehouden aan dit uitgangspunt, waarbij de weigeringsgronden restrictief worden geïnterpreteerd. Dit om uitholling van de werking van het Verdrag tegen te gaan.

In andere landen die lid zijn van het verdrag kan een andere invulling gegeven worden aan de bepalingen van het verdrag. Ik zie naar aanleiding van deze zaak geen reden om de gangbare praktijk in Nederland op dit punt aan te passen.

Vraag 7

Deelt u de mening dat het schrijnend is dat de moeder van Jasmijn reeds financieel geruïneerd was door de kostbare eerdere (echtscheidings)procedure in de Verenigde Staten, waardoor er feitelijk geen geld meer was voor een nieuwe procedure? Bent u bekend met het feit dat dit probleem zich vaker voordoet, zeker in relatie met de Verenigde Staten? Welke oplossing zou hier volgens u voor moeten komen?

Antwoord 7

Ik ben mij ervan bewust dat de kosten gemaakt in het kader van (echtscheidings-) procedures in andere landen hoog kunnen uitvallen.

In algemene zin is het van belang dat in buitenlandse procedures inzake gezag en omgang na kinderontvoering voor de betrokken Nederlandse ouders adequate rechtshulp voorhanden is, ook indien zij onvoldoende financiële middelen hebben om de benodigde rechtsbijstand zelf te bekostigen. Om te bevorderen dat de toegang tot de rechter in het buitenland in deze procedures wordt vergemakkelijkt, is hiervoor reeds aandacht gevraagd tijdens het overleg van de Bijzondere Commissie van de Haagse Conferentie over het functioneren van het Haags Kinderontvoeringsverdrag. Ik zal hier wederom aandacht voor vragen bij de eerst volgende Bijzondere Commissie die is voorzien voor 2015.

Vraag 8

Wat is uw reactie op het feit dat er in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, maar ook in Canada, sprake is van strafrechtelijke vervolging van degene die het kind onrechtmatig heeft meegenomen naar het buitenland, met als gevolg dat er na teruggeleiding geen mogelijkheid bestaat voor deze ouder ook naar dit land te komen teneinde het kind te bezoeken en/of te procederen? Herinnert u zich de eerdere discussie hierover in de Kamer? Bent u bereid ook op dit punt met voorstellen te komen teneinde dit probleem op te lossen?

Antwoord 8

Ik herinner mij deze discussie. Ook in Nederland bestaat de mogelijkheid voor ouders om aangifte te doen van onttrekking aan het ouderlijk gezag, wat tot gevolg kan hebben dat een terugkerende ouder gearresteerd wordt bij aankomst in Nederland. Het is echter aan iedere verdragspartij om te bepalen hoe de samenloop tussen het civiele- en het strafrecht in ontvoeringszaken geregeld wordt. Ik zie derhalve geen aanleiding om hier met nadere voorstellen te komen.

Naar boven