Vragen van de leden Fokke en Kerstens (beiden PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de dreiging van een artikel 12-status voor de gemeenten Oldambt, Pekela en Bellingwedde (ingezonden 6 juni 2014).

Antwoord van Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 1 juli 2014).

Vraag 1

Is het bericht dat de gemeenten Oldambt, Pekela en Bellingwedde afstevenen op een artikel 12-status waar?1

Antwoord 1

Op basis van huidige inzichten bestaat er volgens de provincie Groningen vooralsnog geen grond voor deze aanname. De provincies hebben een rol als financieel toezichthouder en zien erop toe dat alle gemeenten in de provincie er financieel gezond voorstaan.

Vraag 2

Kunt u aangeven welke oorzaken aan de dreigende artikel 12-status ten grondslag liggen?

Antwoord 2

Er is pas sprake van een artikel-12 status als er meerjarig geen «structureel en reëel evenwicht» is op de begroting. Voor een artikel-12 status kunnen uiteenlopende oorzaken ten grondslag liggen.

Uit het krantenbericht blijkt dat de gemeenten vrezen voor de artikel-12 status als gevolg van efficiencykortingen op het participatiebudget. Het voorlopige participatiebudget per gemeente is op 17 juni 2014 bekend gemaakt. De gemeenten hebben nu meer zicht op de werkelijke financiële effecten van de participatiewet voor de gemeentebegrotingen.

Zoals in de brief over de verdeelmodellen van 15 mei 2014 aan uw Kamer2 is gemeld, hecht de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid er groot belang aan dat financiële risico’s voor gemeenten beheersbaar zijn. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wijst op het macrobudget voor het inkomensdeel dat ook in de toekomst toereikend wordt vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met conjunctuur en effecten van Rijksbeleid.

Vraag 3

Is het waar dat er zowel bij de sociale dienst, als bij de Volkskredietbank, als bij het SW-bedrijf Synergon, flinke tekorten bestaan? Zo ja, hoe zijn deze ontstaan?

Antwoord 3

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB) en Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een verantwoord financieel beheer. Op het Participatiebudget en de Wsw wordt een efficiencykorting toegepast. De regering is zich ervan bewust dat de sociale werkvoorziening met de efficiencykorting voor een grote opgave staat. Daarom wordt in overleg met de VNG een «thermometer» ontwikkeld om zo jaarlijks de ontwikkelingen te volgen met de vraag of de onderliggende aannames voor de berekening van de financiële middelen voor het Wsw zittend bestand houdbaar blijven. Daarbij wordt ook gekeken naar de ontwikkelingen binnen de verschillende regio’s, zoals Oost-Groningen.

Vraag 4

Wat zijn de gevolgen voor de regio nu sociale werkvoorziening Synergon heeft aangekondigd de metaalafdeling te gaan sluiten?

Antwoord 4

De SW-medewerkers hebben een dienstverband bij de betrokken gemeenten. Uit navraag bij Synergon blijkt dat de medewerkers van de afdeling metaal zoveel mogelijk binnen het schap danwel elders worden herplaatst.

Vraag 5

Welk effect heeft het nieuwe verdeelmodel voor het Gemeentefonds, en de drie verdeelmodellen voor de WMO, Jeugdzorg en Participatiewet in het Sociaal deelfonds, op de financiële situatie in de drie gemeenten?

Antwoord 5

Zoals in de brief over het groot onderhoud gemeentefonds van 22 mei 2014 aan uw Kamer3 is gemeld, heeft het groot onderhoud gemeentefonds geen gevolgen voor het totale volume van het fonds en is dit voor alle gemeenten samen budgetneutraal. Individueel bezien, zijn er natuurlijk wel verschillen. Zo krijgt Bellingwedde 4 euro meer per inwoner, Pekela 7 euro meer per inwoner en krijgt Oldambt 11 euro minder per inwoner.

De verdeling van het gemeentefonds is kostengeoriënteerd en globaal. Kostenoriëntatie betekent dat de verdeling van het fonds rekening houdt met de objectieve kenmerken van gemeenten (zoals het aantal inwoners, de oppervlakte en de bodemgesteldheid) die een indicatie vormen voor verschillen in de taakopgave tussen gemeenten. De verdeling is gebaseerd op gemiddelde kostenniveaus van groepen van gelijksoortige gemeenten. Globaliteit betekent dat er voor de verdeling gebruik wordt gemaakt van algemene maatstaven. Een belangrijk uitgangspunt is dat de gemeenten een budget ontvangen dat toereikend is voor de uitoefening van hun taken.

Op het gebied van de jeugdzorg en de Wmo wordt er in 2015 op basis van historische gegevens verdeeld, en zijn deze gemeentelijke budgetten gepubliceerd in de Meicirculaire 20144. De objectieve verdeling vanaf 2016 wordt voor de Wmo bekend gemaakt in de septembercirculaire 2014 en voor de jeugdzorg in de decembercirculaire 2014. Gemeenten zijn ook al op de hoogte gesteld van het indicatieve participatiebudget voor 20155. Hierin zijn budgetten Wsw (zittend bestand Wsw), het budget voor de nieuwe doelgroep van de Participatiewet en de bestaande re-integratiemiddelen voor de huidige doelgroep samengevoegd. De invloed van de objectieve verdelingen op de financiële situatie bij de gemeenten is nu nog niet te geven. Als er zicht is op de effecten van de objectieve modellen binnen het sociaal domein, wordt de noodzaak van een eventuele overgangsregeling bezien.

Vraag 6

Bent u bereid te kijken naar extra ondersteuning voor deze zwakke regio? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Ik deel de mening dat de arbeidsmarktperspectieven in Oost-Groningen moeilijk zijn, maar zeker niet uitzichtloos. De volgende maatregelen om de regionale arbeidsmarkt te versterken maken onderdeel uit van het kabinetsbeleid:

  • Bij de inrichting van het verdeelmodel voor het Participatiebudget is rekening gehouden met de positie van gemeenten in zwakke regio’s. De gemeenten in een relatief zwakke arbeidsmarkt ontvangen verhoudingsgewijs een gunstig aandeel uit het participatiebudget. Ook wordt de verdeelmaatstaf «bereikbare banen» in het verdeelmodel opgenomen. Deze verdeelmaatstaf is verhoudingsgewijs gunstig voor gemeenten in zwakke regio’s met een slechte arbeidsmarkt en lage opnamecapaciteit.

  • Daarnaast kunnen de gemeenten ook een beroep doen op nadere ondersteuningsmaatregelen die voor de regio’s ter beschikking staan:

    • 1. In het kader van de sectorplannen zijn er middelen beschikbaar voor gerichte en aanvullende arbeidsmaatregelen in de regio. Groningen heeft inmiddels een regionaal sectorplan ingediend.

    • 2. Tevens is in de nieuwe ESF periode het leeuwendeel van de middelen gereserveerd voor de arbeidsmarktregio’s.

Naar boven