Vragen van de leden Siderius en Karabulut (beiden SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Wonen en Rijksdienst over de vrees voor chaos om zorgvastgoed (ingezonden 27 mei 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst (ontvangen 19 juni 2014)

I.v.m. foutief aanhangselnummer

Vraag 1

Wat is uw reactie op het rapport afkomstig van de provincie Overijssel waarin gevreesd wordt voor chaos om zorgvastgoed?1

Antwoord 1

Uit de onderzoeksrapportage «Extramuralisering en leegstand zorgvastgoed» van de provincie Overijssel komt naar voren dat partijen als zorginstellingen, zorgkantoren, woningcorporaties en gemeenten goed moeten samenwerken om wonen en zorg goed te combineren. Dit sluit aan bij het advies «Langer zelfstandig, een gedeelde opgave van wonen, zorg en welzijn» van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli).

In de brief «Transitieagenda Langer zelfstandig wonen» die de Minister voor Wonen en Rijksdienst en ik op 4 juni naar uw Kamer hebben gestuurd, hebben wij aangegeven dat wij, evenals de Rli, van mening zijn dat langer zelfstandig wonen en de vernieuwing daarbij primair op het regionale en lokale niveau dient te worden georganiseerd en dat ook op dat niveau de meeste knelpunten kunnen worden opgelost. In dat kader hebben wij een aantal maatregelen aangekondigd.

Vraag 2

Vreest u ook voor een tekort aan woningen voor ouderen die thuis blijven wonen, maar toch zorg nodig hebben? Kunt u de Kamer een overzicht van alle provincies doen toekomen van de huidige en verwachte tekorten aan woningen voor ouderen die zorg nodig hebben? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Zoals wij ook hebben geantwoord op vragen van de leden Agema en Fritsma2, zal door de vergrijzing het aantal mensen dat een geschikte woning nodig heeft waarschijnlijk stijgen. Dit hoeft niet tot nieuwbouw van seniorenwoningen te leiden. Een deel van de mensen kan in zijn of haar huidige woning blijven wonen, zonder nadere aanpassingen. Een deel van die woningen heeft aanpassingen nodig. Een ander deel heeft al een aangepaste woning, dan wel zal verhuizen naar een vorm van verzorgd wonen of naar een reeds aangepaste woning. Daarnaast is er al een aanbod van bijna twee miljoen geschikte woningen. Volgens het WoON 2012 wonen er 640.000 huishoudens jonger dan 55 jaar zonder beperkingen in een geschikte woning waardoor er nog ruimte in het aanbod is. Dus ook met gericht toewijzen van geschikte woningen kunnen mensen in een meer passende woning worden gehuisvest. Naar onze mening is daarmee het huisvesten van mensen, die met een toename van beperkingen te maken krijgt, goed uitvoerbaar.

In de Monitor Investeren voor de Toekomst, die u als bijlage bij een brief van 6 juni 2013 over vergrijzing en extramuralisering3 hebt ontvangen, staat een overzicht van de opgave per provincie.

Vraag 3 en 4

Kunt u reageren op het artikel waarin gesteld wordt dat veel ouderen in een eengezinswoning blijven wonen, waardoor de doorstroming op de woningmarkt zal stagneren? Op welke wijze houdt u hiermee rekening in uw beleid?

Kunt u de zorgen van gemeenten begrijpen die geen woningen willen bouwen voor ouderen, opdat zij over 20 jaar met een overschot aan woningen voor ouderen te maken krijgen? Hoe gaat u hiermee om? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 3 en 4

Een belangrijke boodschap uit de PBL-studie Vergrijzing en Ruimte is dat de vergrijzing niet alleen vraagt om meer geschikte woningen voor ouderen, maar dat nieuwbouw voor ouderen op veel plaatsen niet dé oplossing kan zijn. Het PBL laat zien dat over vijftien tot twintig jaar als de babyboom generatie geleidelijk komt te overlijden, er een groot aantal woningen beschikbaar komt op de woningmarkt. Om die reden zal in sterk vergrijsde woningmarkten de oplossing voor de opgave vooral moeten worden gezocht in aanpassing en transformatie van de bestaande woningvoorraad. Hiervoor zijn ook steeds meer mogelijkheden.

Vraag 5

Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is als het gaat om de samenwerking tussen zorginstellingen, woningcorporaties en gemeenten? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 5

De mate van samenwerking verschilt per regio. Via de in eerdergenoemde brief van 4 juni 2014 aangekondigde regiotafels en het aanjaagteam wil het Rijk de samenwerking stimuleren en faciliteren. Het aanjaagteam zal regio’s aanspreken waar een grote opgave ligt in de aansluiting tussen woon- en zorgbehoeften.

Vraag 6

Herinnert u zich dat u eerder uitstel heeft gevraagd naar aanleiding van het verzoek van de Kamer om een kabinetsreactie op het rapport van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) «Langer zelfstandig, een gedeelde opgave van wonen, zorg en welzijn»? Kunt u aangeven waarom er nog steeds geen kabinetsreactie is, en wanneer de Kamer deze kan verwachten?4

Antwoord 6

De brief Transitieagenda Langer Zelfstandig Wonen, waarin een kabinetsreactie op het Rli advies is opgenomen, is op 4 juni naar uw Kamer verstuurd.

Vraag 7

Bent u bereid zorginstellingen weer toegankelijk te maken voor ouderen en mensen met een beperking, zodat leed van gedwongen verhuizingen, ontslagen van personeel en vastgoedproblemen voorkomen worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Al sinds 1980 zien we dat er minder mensen met beperkingen in een verzorgings- of verpleeghuis wonen. Ons beleid sluit aan bij deze behoefte om langer thuis te blijven wonen. Voor mensen met een zware zorgbehoefte blijven intramurale woonarrangementen beschikbaar.

Vraag 8

Kunt u deze vragen voor 18 juni 2014 beantwoorden, in verband met het Algemeen overleg over woningcorporaties?

Antwoord 8

Ja.


X Noot
1

«Vrees voor chaos zorgvastgoed», 26 mei 2014, De Stentor

X Noot
2

Kenmerk 377017-121242-DMO

X Noot
3

Kamerstuk 29 389, nr. 54, vergaderjaar 2012–2013

X Noot
4

Kamerstuk 32 847 nr. 114

Naar boven