Vragen van het lid Jasper vanDijk (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
over de dreigende vernietiging van de collectie van het Tropeninstituut (ingezonden
3 oktober 2013).
Antwoord van Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 14 oktober
2013).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht «We gooien de geschiedenis weg», waarin staat dat
de collectie van de bibliotheek van het Tropeninstituut voor het overgrote deel vernietigd
dreigt te worden?1
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van het artikel.
Vraag 2
Hoe verhoudt dit bericht zich tot uw belofte op 19 juni jl. dat de collectie van het
museum, inclusief de bibliotheek, door het Rijk wordt overgenomen en toegankelijk
blijft voor het publiek? Op welke wijze gaat u deze belofte waarmaken?2
Antwoord 2
Zoals ik in het AO heb aangegeven, betreft mijn betrokkenheid bij dit dossier primair
het beschermen van het culturele erfgoed en het toegankelijk houden van dat erfgoed
voor het publiek. Voor de bibliotheek betreft dit het pre-1950 deel, dat wordt beschouwd
als het erfgoeddeel. Dit deel voldoet aan de vereisten van bijzondere cultuurhistorische
waarde, kwaliteit, uniciteit en/of onvervangbaarheid. Dit is in lijn met het advies
dat de commissie «ontheemde collecties» onder leiding van de Koninklijke Bibliotheek
op verzoek van het Koninklijk instituut voor de Tropen (KIT) over de bibliotheekcollectie
heeft uitgebracht. Deze commissie is van mening dat de Rijksoverheid voor de pre-1950
collectie een publieke zorgplicht heeft. Dit onderschrijf ik en daar handel ik naar.
De collectie komt in beheer bij de Universiteit Leiden.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de vernietiging van deze unieke en omvangrijke collectie een
onherstelbaar verlies aan kennis inhoudt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u ondernemen
om de collectie te redden?
Antwoord 3
Voor het deel van de bibliotheek met bijzondere cultuurhistorische waarde, verwijs
ik naar het antwoord op vraag 2; dat deel blijft behouden en bijeen.
Voor de post-1950 collectie lijkt vooralsnog onvoldoende belangstelling te bestaan
voor het compleet in stand houden van een bibliotheekfunctie met een landelijke en
internationale taak voor het verzamelen, ontsluiten en beschikbaar stellen van literatuur
uit en over ontwikkelingslanden en -onderwerpen. Dat laat onverlet dat het KIT als
eigenaar zijn verantwoordelijkheid neemt en nog volop in gesprek is met alle serieuze
overname kandidaten om (delen van) de post-1950 collectie duurzaam te behouden voor
het Nederlandse publiek.
Zo wordt het medische deel van deze collectie ondergebracht in Urk bij het Kennis-
en Documentatiecentrum voor Medische Geschiedenis. Vierduizend boeken die betrekking
hebben op vrede en veiligheid gaan naar het Vredespaleis in Den Haag.
Vraag 4
Klopt het dat de collectie met 70.000 euro per jaar kan worden opgeslagen, in afwachting
van een duurzame oplossing waarbij de collectie voor het publiek toegankelijk wordt
gemaakt?
Antwoord 4
Dit bedrag is mij niet bekend. Tijdelijke opslag is echter geen oplossing. De waarde
van een collectie zit juist in de toepassing van de verzamelde kennis. Bij opslag
is binnen de kortste tijd bij niemand meer bekend wat er in containers vol boeken
zit. Bovendien is vanuit conserveringsoogpunt het simpelweg opslaan van de collectie
niet afdoende. Een collectie heeft onderhoud nodig en moet levend gehouden worden
om toegankelijk te kunnen zijn voor publiek.
Vraag 5
Deelt u de mening dat, gezien het belang van de collectie voor het nationaal erfgoed
en de archieffunctie van de bibliotheek, de verantwoordelijkheid bij u ligt en niet
bij de minister van Buitenlandse Zaken?
Antwoord 5
In nauwe samenwerking met de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
heb ik een constructieve oplossing gevonden voor de erfgoedcollecties van het Koninklijk
instituut voor de Tropen. Ik heb mijn verantwoordelijkheid genomen waar de collecties
voldoen aan de vereisten van bijzondere cultuurhistorische waarde, kwaliteit, uniciteit
en/of onvervangbaarheid.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de toegang tot de collectie in stand gehouden moet worden en
dat overname van een deel van de collectie door een investeringsmaatschappij niet
gewenst is?
Antwoord 6
Die mening deel ik niet. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Vraag 7
Bent u bereid deze vragen – gezien de nijpende situatie en grote tijdsdruk – zo spoedig
mogelijk te beantwoorden (uiterlijk binnen twee weken)?
X Noot
1De Volkskrant, 2 oktober 2013
X Noot
2Verslag van een algemeen overleg van 19 juni 2013, Kamerstuk 32 820 nr. 91