Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Veiligheid en Justitie over de aanpak van broodfok en malafide hondenhandel (ingezonden 13 februari 2014).

Nader antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 18 juni 2014). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nrs. 1281 en 1642

Vraag 8

Deelt u de mening dat een houdverbod als zelfstandige straf een effectief strafinstrument kan zijn om te voorkomen dat opnieuw dieren het slachtoffer worden van een veroordeelde broodfokker? Kunt u aangeven wanneer u meer informatie heeft over het eventueel uitwerken van een houdverbod als zelfstandige straf? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Een houdverbod kan op dit moment worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf. Indien een houdverbod als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd, kan bij overtreding van het houdverbod onmiddellijk worden overgegaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.

Nader antwoord

Tevens maak ik van deze gelegenheid gebruik om een eerder door de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens mij, gegeven antwoord op een vraag van het lid Ouwehand (PvdD) over een houdverbod als zelfstandige straf te corrigeren. Onderstaand de betreffende vraag, die onderdeel uitmaakte van een set vragen over de aanpak van broodfok en malafide hondenhandel (ingezonden 13 februari 2014, 2014Z02733) en het gecorrigeerde antwoord daarop.

In mijn antwoorden op de vragen van de leden Gerven (D66) en Schouw (SP) over het houdverbod als zelfstandige straf (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2239) zal ik nader ingaan op het houdverbod als zelfstandige straf.

Naar boven