Vragen van de leden Lodders en Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (beiden VVD) aan de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat de vrijstelling van de pensioenpremie
voor gelegenheidswerkers onder druk staat (ingezonden 10 maart 2014).
Antwoord van Staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
11 juni 2014). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1813.
Vraag 1
Bent u bekend met de nieuwsbrief van de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO)
van 6 februari 2014 waarin wordt aangeven dat voor gelegenheidswerkers van 21 jaar
of ouder er met ingang van 1 april 2014 geen vrijstelling meer van toepassing is voor
de pensioenpremie?
Vraag 2
Klopt het dat de vrijstelling van pensioenpremies bij gelegenheidswerkers (van maximaal
8 weken arbeid) bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw in strijd is met de
Algemene Wet Gelijke Behandeling? Welke argumenten liggen hieraan ten grondslag?
Antwoord 2
Het Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (BPL) heeft blijkbaar de inschatting gemaakt
dat de vrijstelling van pensioenpremie bij gelegenheidswerkers in strijd met de wet
is. Ik ken de precieze overwegingen niet. Of de vrijstelling van pensioenpremie bij
gelegenheidswerkers al dan niet in strijd met de wet is, is uiteindelijk aan de rechter.
Vraag 3 en 4
Deelt u de mening dat de huidige werking van de regeling voor gelegenheidswerkers
voor werkgevers enorm belangrijk is om flexibel in te spelen op de werkzaamheden?
Deelt u de opvatting dat het niet langer toestaan van de pensioenpremievrijstelling
in het kader van de gelegenheidsarbeid een zeer grote lastenverzwaring voor het bedrijfsleven
is en dat de betaalbaarheid van de piekarbeid hiermee zwaar onder druk komt te staan?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3 en 4
Ik kan mij voorstellen dat de huidige regeling door werkgevers als belangrijk wordt
aangemerkt om flexibel in te kunnen spelen op de werkzaamheden omdat het laten vervallen
van de pensioenpremievrijstelling tot hogere kosten zal leiden.
Vraag 5
Wat vindt u van het feit dat sociale partners in overleg zijn om te zoeken naar een
alternatieve regeling? Ziet u mogelijkheden om uitvoering te geven aan de premievrijstelling
conform de voorwaarden van de huidige vrijstelling onder de gelegenheidswerkers die
niet in strijd is met de Algemene Wet Gelijke Behandeling?
Antwoord 5
Het is wat mij betreft een goede zaak dat sociale partners in overleg zijn om te zoeken
naar een alternatieve regeling. Ik heb begrepen dat er een principe-akkoord is bereikt,
dat ter goedkeuring is voorgelegd aan de achterban en wordt getoetst op juridische
haalbaarheid. Ik kan daarom nog niet ingaan op de inhoud van het principe-akkoord,
maar ik kan er wel het volgende over opmerken.
Het is van belang dat de regeling past binnen de kaders van de Pensioenwet en de gelijke
behandelingswetgeving. Onderscheid op grond van het al dan niet tijdelijke karakter
van een arbeidsovereenkomst is verboden, tenzij er sprake is van een objectieve rechtvaardiging
voor dat onderscheid (legitiem doel, passend en noodzakelijk middel). Het is aan de
sociale partners om de objectieve rechtvaardiging uit te werken en te onderbouwen.
Daarbij kunnen zij het College voor de Rechten van de mens om advies vragen. Uiteindelijk
is het aan de rechter om te oordelen over de inhoud van de regeling.
Vraag 6
Wat betekent het (in financiële zin) als werkgevers zich genoodzaakt zien om pensioenpremies
te gaan betalen voor gelegenheidswerkers?
Antwoord 6
Ik kan mij voorstellen dat het laten vervallen van de pensioenpremievrijstelling tot
hogere kosten zal leiden (premies, uitvoeringskosten, administratieve lasten). Het
is de vraag of de voordelen van pensioenopbouw voor de betreffende groep werknemers
opweegt tegen deze nadelen. Het is aan de sociale partners in de sector om deze afweging
te maken.
Vraag 7
Deelt u de zorg dat als er geen oplossing komt voor deze kwestie de betaalbaarheid
van piekarbeid zwaar onder druk komt te staan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u
voornemens om hier wat aan te doen?
Antwoord 7
Gelet op het feit dat er een principe-akkoord is bereikt, heb ik er vertrouwen in
dat sociale partners een oplossing vinden voor deze kwestie. Het akkoord zal definitief
zijn na goedkeuring door de achterban en na een uitgebreide juridische toets. Vervolgens
zullen het pensioenreglement en de verplichtstelling van BPL aan het akkoord worden
aangepast. Ik heb als Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in deze
kwestie alleen een rol in het traject van wijziging van de verplichtstelling.