Vragen van het lid Schouw (D66) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
over het rapport van de UNHCR en Vluchtelingenwerk Nederland «Pas nu weet ik: vrijheid
is het hoogste goed» (ingezonden 25 april 2013).
Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 11 oktober
2013) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2371
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Pas nu weet ik: vrijheid is het hoogste goed»?1
Vraag 2, 3 en 4
Deelt u de conclusie van Vluchtelingenwerk Nederland en de United Nations High Commissioner
for Refugees (UNHCR) dat er geen juridische legitimiteit bestaat om de gesloten verlengde
asielprocedure in stand te houden? Zo nee, kunt u ingaan op de afzonderlijke juridische
argumenten in het rapport en deze onderbouwd, onder verwijzing naar (internationale)
wet en regelgeving en jurisprudentie etc., weerleggen? Zo ja, wanneer gaat u ervoor
zorgen dat deze procedure wordt afgeschaft?
Wat is uw reactie op de aanbeveling dat, indien de gesloten verlengde procedure niet
wordt afgeschaft, in ieder geval steeds een individuele belangenafweging moet plaatsvinden
ten
Klopt het dat bij Dublinclaimanten het asielverzoek niet inhoudelijk wordt bekeken?
Zo ja, hoe beoordeelt u het risico dat mensen die recht hebben op internationale bescherming
in detentie verblijven?
Antwoord 2, 3 en 4
Dat de gesloten verlengde asielprocedure een onvoldoende wettelijke basis zou kennen
en strijdig zou zijn met internationale verplichtingen of geen individuele afweging
zou kennen, deel ik niet.
Elke plaatsing in de gesloten verlengde asielprocedure kan door de asielzoeker, ook
de Dublinclaimant, worden voorgelegd aan de (onafhankelijke) rechter. Vervolgens kan
de asielzoeker steeds de voortduring van de bewaring aan de rechter voorleggen. Een
voldoende wettelijke basis, conformiteit met internationale verplichtingen en een
individuele motivering zijn nu juist aspecten die de rechter daarbij vol toetst. De
juridische legitimiteit wordt daarmee in elke zaak opnieuw getoetst en geborgd.
Bij de implementatie van de aangepaste Dublinverordening zal de procedure voor Dublinclaimanten
nader worden bekeken.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de praktische noodzaak van de gesloten verlengde asielprocedure nu
uit de cijfers blijkt dat de helft van de personen die hierin werd geplaatst geen
beschikking kreeg binnen deze procedure?
Antwoord 5
Dat de gesloten verlengde asielprocedure in een niet gering deel van de zaken al wordt
beëindigd voordat een definitief besluit op de asielaanvraag is genomen, bevestigt
naar mijn oordeel dat de uitvoering er op is gericht deze procedure niet langer te
laten duren dan noodzakelijk is. Juist het altijd laten voortduren van de gesloten
verlengde asielprocedure tot een definitief besluit op de asielaanvraag is genomen,
zou een te starre toepassing zijn.
Vraag 6
Kunt u bij de beantwoording van de bovenstaande vragen ook ingaan op de toezeggingen
die u gedaan hebt bij het debat over het rapport van de Inspectie voor Veiligheid
en Justitie inzake een zelfmoord van een gedetineerde op 18 april 2013 en wat deze
concreet betekenen voor uw beleid ten aanzien van grensdetentie? Hoe hanteert u de
menselijke maat in het grensdetentiebeleid?
Antwoord 6
Zoals ik in het betreffende debat reeds uitvoerig met uw Kamer heb gewisseld, heb
ik met de menselijke maat willen aangeven dat er bij de uitvoering van beleid oog
dient te zijn voor de individuele vreemdeling. Die menselijke maat is nu reeds in
de uitvoering aanwezig, maar het rapport van de Inspectie V&J heeft duidelijk gemaakt
dat dat op een aantal plaatsen beter kan en moet. Meer aandacht voor de menselijke
maat houdt in dat met oog voor de individuele behoefte van de persoon de aanwezige
informatie wordt uitgewisseld, waarbij specifieke aandacht is voor alle relevante
omstandigheden. Ik heb tevens aangegeven met de term menselijke maat niet te doelen
op een wijziging van het restrictieve uitgangspunt van het Nederlandse toelatingsbeleid
of van de maatregelen uit het regeerakkoord.
Vraag 7
Kunt u in uw brief aan de Kamer ook aangeven welke alternatieven zijn onderzocht,
naar aanleiding van uw toezegging om de Kamer voor het zomerreces in te lichten over
alternatieven voor vreemdelingenbewaring voor Dublinclaimanten en hoe andere lidstaten
omgaan met Dublinclaimanten? Welke termijnen en waarborgen worden er gehanteerd?
Antwoord 7
In de brief aan uw Kamer waarin onder meer mijn toekomstvisie over vreemdelingenbewaring
is neergelegd, ben ik uitgebreid ingegaan op de pilots. Ook heb ik daarin de werkwijze
en ervaringen van een aantal andere landen beschreven. Overigens hadden de pilots
een bredere scope dan Dublinclaimanten.