Vragen van het lid Marcouch (PvdA) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht dat criminele meisjes een andere aanpak nodig hebben (ingezonden 16 april 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 28 mei 2014). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1897.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Criminele meisjes vereisen andere aanpak»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat een op de vijf jeugdige delinquenten een meisje is? Hoeveel meisjes zitten op dit moment in detentie of krijgen een «Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen»(PIJ)-maatregel opgelegd? Hoeveel procent van de meisjes die met de politie in aanraking komen, belandt in detentie of krijgt een PIJ-maatregel opgelegd? Zijn deze percentages hetzelfde bij jongens? Zo nee, hoe is dit verschil te verklaren?

Antwoord 2

Het klopt dat circa één op de vijf jeugdige verdachten in een strafzaak een meisje is. In 2012 waren er 29.700 minderjarige verdachten geregistreerd, waarvan 6.690 meisjes2. Deze verhouding is de afgelopen jaren redelijk constant gebleken.

Van de jeugdigen die in een justitiële jeugdinrichting (JJI) verblijven, betreft het gemiddeld in 3% van de gevallen een meisje. Op peildatum 1 april 2014 zaten er 16 meisjes in detentie, waarvan 11 met een PIJ maatregel. Op deze peildatum was het aantal meisjes in een JJI 2,8% van de totale bezetting. Ook dit percentage door meisjes bezette plaatsen in verhouding tot het totaal aantal JJI-plaatsen is constant.

De cijfers met betrekking tot de instroom in een JJI laten zien dat in 2012 in totaal 1918 jeugdigen in een JJI zijn geplaatst op basis van preventieve hechtenis, jeugddetentie of een PIJ-maatregel. Van deze 1918 jeugdigen waren er 87 meisjes; dit is 4,5% van de totale instroom over het jaar 2012. Omdat meisjes gemiddeld korter in een JJI verblijven, is de instroom (4,5%) hoger dan de gemiddelde bezetting (3%).

Afgezet tegen het aantal verdachten komen meisjes verhoudingsgewijs dus minder vaak in een JJI terecht en krijgen minder vaak jeugddetentie of een PIJ-maatregel opgelegd dan jongens. Dat laat zich grotendeels verklaren door een verschil in de ernst van de gepleegde delicten3.

Vraag 3

Is hier sprake van een nieuwe groep delinquenten, «de moeilijke meisjes», waar extra aandacht voor moet komen? Zo ja, op welke manier moet die extra aandacht vormgegeven worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Nee, er zijn geen indicaties dat er sprake is van een nieuwe of groeiende groep «moeilijke» meisjes. Uit de recent verschenen Monitor Jeugdcriminaliteit van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) blijkt dat het aantal jeugdige verdachten en het aantal jeugdige strafrechtelijke daders in de afgelopen jaren flink is gedaald, zowel onder jongens als meisjes4.

Vraag 4

Geven meisjes zich meer dan jongens onder druk van hun psychische klachten over aan crimineel gedrag? Zo ja, waardoor komt dat?

Antwoord 4

Het klopt dat psychische klachten bij meisjes meer dan bij jongens zijn gerelateerd aan delictgedrag. Enkele jaren geleden heeft het WODC onderzoek gedaan naar delinquente meisjes5. Het onderzoek laat zien dat de risicofactoren voor delinquente jongens en delinquente meisjes elkaar in belangrijke mate overlappen. Wel hebben delinquente meisjes vaak meer problemen met name in de risicodomeinen eerdere hulpverlening, gedrags- en schoolproblemen en risicovol seksueel gedrag. Daarnaast kan bij delinquente meisjes sprake zijn van seksespecifieke risicofactoren die zich onder meer richten op de domeinen mentale gezondheid (angst en depressiviteit), seksueel gedrag en relaties en traumatische ervaringen daarin.

Vraag 5

Deelt u de mening van universitair docent Slotboom dat criminele meisjes een andere aanpak nodig hebben omdat sprake is van «cruciale meisje-specifieke factoren»? Zo ja, op welke punten deelt u die mening en waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Ik deel de mening dat meisjes een specifieke aanpak en bejegening vereisen. Dat komt onder meer tot uiting in het gegeven dat er binnen de sector JJI speciale afdelingen voor meisjes zijn. Die gescheiden plaatsing is ook in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen vastgelegd. Aan meisjes worden deels ook andere activiteiten en programma’s aangeboden dan aan jongens. Specifieke expertise in de opvang, opvoeding en behandeling van meisjes is op dit moment geconcentreerd in JJI De Heuvelrug in Zeist (18 plaatsen voor meisjes). Niet alleen in het programma aanbod wordt er onderscheid gemaakt, ook in de bejegening, aanpak en inzet van gedragsinterventies zijn er verschillen. Ook in het onderwijs wordt rekening gehouden met meisjes. Zo is in JJI de Heuvelrug de keuzerichting «zorg en welzijn» opnieuw ingevoerd, omdat deze onder meisjes populair is.

Vraag 6

Deelt u de mening dat de veelgebruikte gezinsinterventie multisysteemtherapie niet zo effectief is als bij jongens? Welke interventie of behandeling stelt u voor om te voorkomen dat «moeilijke meisjes» (weer) crimineel gedrag gaan vertonen?

Antwoord 6

Het eerder genoemde WODC onderzoeksrapport laat juist zien dat met name de interventies die betrekking hebben op meerdere risicodomeinen, zoals multisysteemtherapie (MST), beter aansluiten op de problematiek van criminele meisjes. Dit vanwege het feit dat bij meisje vaker sprake is van een combinatie van meerdere risicofactoren dan bij jongens. Tevens richt MST zich op de eerder genoemde seksespecifieke risicofactoren bij meisjes. De JJI maakt verder voor meisjes ook gebruik van erkende gedragsinterventies zoals Agressieregulatie op maat, Sociale vaardigheden op maat, EMDR (traumaverwerking), creatieve therapie en cognitieve gedragstherapie.

Vraag 7

Wat zijn de recidivecijfers bij meisjes? Wijken deze cijfers af van de recidivecijfers bij jongens?

Antwoord 7

De meest recente recidivecijfers6 (van strafzaken die zijn afgedaan in 2009) laten zien dat de algemene recidive na twee jaar onder mannelijke jeugdige daders 39,2% en onder vrouwelijke jeugdige daders 19,3% is. Dit betreffen de ruwe cijfers, niet gecorrigeerd voor verschuivingen in de samenstelling van de onderzoekspopulaties.


X Noot
2

Criminaliteit en rechtshandhaving 2012 (2012). Kalidien, S.N. & de Heer-de Lange N.E. Den Haag: Boom uitgevers.

X Noot
3

Delinquente meisjes (2011). Slotboom, A., Wong, T.M.L., Swier, C. & Broek, T.C. van der. Den Haag: WODC.

X Noot
4

Monitor Jeugdcriminaliteit (2014). Laan, A.M. van der, Goudriaan, H.& Weijters, G. Den Haag: WODC.

X Noot
5

Delinquente meisjes (2011). Slotboom, A., Wong, T.M.L., Swier, C. & Broek, T.C. van der. Den Haag: WODC.

X Noot
6

De WODC-Recidivemonitor/2012. Den Haag: WODC.

Naar boven