Vragen van het lid Schouw (D66) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Economische Zaken over de oproep dat strikte waarborgen nodig zijn voor het gebruik van drones in Europa (ingezonden 11 april 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Mansveld (Infrastructuur en Milieu) mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 26 mei 2014). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1930.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de oproep van de Europese Commissie dat strikte regels nodig zijn voor het gebruik van civiele drones?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Deelt u de opvatting van de Europese Commissie dat in Europa het gebruik van onbemande vliegtuigjes toeneemt, terwijl de regels voor veilige toepassing in lidstaten zeer gefragmenteerd zijn en daardoor essentiële waarborgen voor toepassing ontbreken? Herkent u die fragmentatie, ook ten aanzien van de Nederlandse regels waarin privacy tot op heden geen criterium is?

Deelt u de zorg van vicepresident Siim Kallas over de veiligheid, aansprakelijkheid, privacy en databescherming, bij de toepassing van dit soort vliegtuigjes?

Antwoord 2 en 3

De reactie van het kabinet is, conform de hiervoor geldende procedure, middels een BNC-fiche «Mededeling EU openstelling Europese luchtvaartmarkt voor drones» aan uw kamer toegestuurd op 16 mei 2014.

In aanvulling op deze reactie beaam ik dat het gebruik van onbemande vliegtuigen toeneemt. Het overgrote deel van deze groei vindt plaats met onbemande vliegtuigen die ruim onder de 150 kg. wegen. Deze vliegtuigen vallen onder de nationale verantwoordelijkheid, waardoor de regelgeving in supranationaal opzicht inderdaad een divers beeld te zien geeft. Dit betekent dat de essentiële waarborgen in iedere lidstaat op een eigen manier gerealiseerd worden. Deze waarborgen bestaan in Nederland ook en zij hebben onder andere betrekking op de bescherming van de privacy bij het huidige gebruik van op onbemande vliegtuigen gemonteerde camera’s. Ik verwijs daarvoor naar de kabinetsnotitie «Vrijheid en veiligheid in de digitale samenleving», waarin deze waarborgen zijn beschreven (Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, 26 643, nr. 298, blz. 14–16). Zoals ook is aangegeven in de reactie van het kabinet op de mededeling deel ik, met het oog op de verdere ontwikkelingen op dit terrein, de zorg van vice president Siim Kallas voor het blijvend waarborgen van de privacy, de databescherming, de veiligheid en de aansprakelijkheid bij het gebruik van onbemande vliegtuigen. Om die reden laat het kabinet door het WODC een breed, multidisciplinair onderzoek naar het gebruik van onbemande vliegtuigen uitvoeren. Het plan van aanpak voor dit onderzoek is eind maart naar uw Kamer gezonden (Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, 30 806, nr. 21).

Vraag 4

Zijn de toepassing en regulering van onbemande vliegtuigjes voor civiele doeleinden wel eens aan de orde geweest tijdens een JBZ- dan wel EZ-Raad? Zo ja, wat is daarover besproken?

Antwoord 4

Nee, de toepassing en regulering van onbemande vliegtuigjes voor civiele doeleinden zijn niet aan de orde geweest tijdens een JBZ- of EZ-Raad.

Vraag 5

Bent u voornemens de aangekondigde impact assessment van de Europese Commissie af te wachten en die bevindingen mee te laten nemen in het WODC-onderzoek dat u reeds in Nederland laat uitvoeren naar het juridische en privacykader voor de toepassing van drones voor civiele doeleinden? Zo ja, wat betekent dit voor de termijn waarbinnen het WODC-onderzoek gereed zal zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

De aangekondigde impact assessment en het WODC-onderzoek lijken goed in elkaars verlengde te liggen, waardoor de resultaten voor elkaar bruikbaar kunnen zijn. Aangezien er Europese verkiezingen worden gehouden en er vervolgens een nieuwe Commissie gevormd gaat worden, is de inschatting dat de tijdslijnen voor de impact assessment en het WODC-onderzoek niet gemakkelijk op elkaar zijn aan te sluiten. Daarom zal er voor gekozen worden om het WODC-onderzoek volgens het geplande schema te laten plaatsvinden (oplevering november 2014) en de resultaten van het onderzoek en het standpunt van het kabinet daarover, voor zover dat past binnen de planning van het aangekondigde impact assessment, te gebruiken als inbreng voor dit assessment. Als het assessment al gereed is vóór de voorbereiding van het kabinetsstandpunt, zal het resultaat daarvan worden meegenomen in de voorbereiding van het kabinetsstandpunt.

Vraag 6

Bent u voornemens contact op te nemen met de Europese Commissie en in ieder geval kenbaar te maken welke stappen Nederland op dit moment zet om essentiële waarborgen voor de toepassing van onbemande vliegtuigjes te reguleren? Zo ja, bent u in de tussentijd bereid om bij gebrek aan strikte waarborgen de inzet van civiele drones in Nederland voorlopig aan banden te leggen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Nederland zal de Europese Commissie informeren over de stappen die gezet worden met betrekking tot het gebruik van drones, zoals de resultaten van het WODC onderzoek en de EU notificatie van de Nederlandse luchtvaartregelgeving wanneer deze hiervoor gereed is.

Zoals ik in mijn antwoord op vragen 2 en 3 heb toegelicht, bestaan er in Nederland waarborgen voor het inzetten van civiele drones door particulieren. Er bestaat dan ook geen aanleiding om nu het inzetten van dergelijke drones aan banden te leggen. Bovendien zou daarmee vooruitgelopen worden op de resultaten van het WODC-onderzoek.


X Noot
1

Website Europese Commissie, 8 april 2014 (http://ec.europa.eu/transport/modes/air/news/drones_en.htm)

Naar boven