Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de uitspraak van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie dat je bij zaken als opvangcentra voor verkrachte vrouwen kan afvragen of dat een taak is voor de overheid (ingezonden 16 april 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie), mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 22 mei 2014). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1896.

Vraag 1

Is het waar dat de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de opvang van verkrachte vrouwen op één lijn heeft gesteld met het stimuleren van de bijenteelt in Malawi en dat beide iets zijn voor filantropie? Kunt u invoelen wat deze uitspraak oproept bij hulpverleners betrokken bij de opvangcentra van verkrachte vrouwen?1

Antwoord 1

Met deze uitspraak heb ik de opvang van verkrachte vrouwen niet op één lijn willen stellen met het stimuleren van bijenteelt in Malawi. Met het convenant «Ruimte voor geven»2 d.d. 21 juni 2011 hebben de overheid en de sector filantropie afgesproken nauwer te gaan samenwerken. De genoemde voorbeelden illustreren juist het brede scala aan onderwerpen waarmee de overheid en de sector filantropie zich bezighouden en waar zij samenwerking kunnen zoeken.

Vraag 2

Wat bedoelde de Staatssecretaris met de uitspraak «bij zaken als opvangcentra voor verkrachte vrouwen kun je je afvragen of dat een taak is voor de overheid»?3

Antwoord 2

De overheid heeft een brede verantwoordelijkheid voor de opvang van slachtoffers. Diverse verdragen, zoals het verdrag van Istanbul, maar ook de nieuwe EU richtlijn minimumnormen voor slachtoffers verplichten lidstaten om opvang te regelen voor slachtoffers van seksueel geweld. De overheid is verantwoordelijk voor het scheppen van de juiste randvoorwaarden, waar nodig voor de juiste wet- en regelgeving, waar nodig ook voor voldoende financiële middelen, maar óók voor wat betreft het eventueel betrekken en inzetten van (private) partijen en middelen.

Net als diverse andere vormen van slachtofferhulp zijn de Centra voor Seksueel Geweld (CSG) geïnitieerd door betrokken veldpartijen. Elk centrum is op een andere manier ingericht, maar alle bundelen zij de forensische, medische en psychosociale zorg aan slachtoffers van seksueel geweld in de acute fase. Met het landelijk platform CSG’s wordt constructief overleg gevoerd om eventuele knelpunten te onderzoeken en te helpen oplossen. Zie ook antwoord op vraag 5 en 7.

Vraag 3

Wat bedoelde de bewindspersoon specifiek met «bij zaken als»? Betekent dit dat zijn uitspraak zich ook uitstrekt naar andere vormen van zorg en opvang? Zo ja, kunt u aangeven welke vormen van zorg en/of opvang hij in gedachte had?

Antwoord 3

Zie antwoord op vraag 1.

Vraag 4 en 6

Heeft het kabinet gezien deze uitspraak een voorliefde voor de vooroorlogse periode toen de zorg nog grotendeels in handen was van de kerk en andere weldoeners?

Is het wat u betreft een vooruitgang dat er sinds de Tweede Wereldoorlog een systeem is opgebouwd waarin mensen niet meer afhankelijk zijn van weldoeners maar zorg een recht is? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 4 en 6

Nederland heeft een goed systeem van collectief gefinancierde zorg. Hiermee is zorg beschikbaar voor iedereen die dat nodig heeft. De regering is trots op dit zorgstelsel en is niet voornemens terug te keren naar een systeem van voor de Tweede Wereldoorlog, gelet op de bijdrage aan de gezondheid en het welzijn die door de zorg sindsdien is geboekt. Het feit dat goede collectieve zorg beschikbaar is, draagt bovendien bij aan een gevoel van zekerheid: gebeurt iets ernstigs dan is zorg beschikbaar. Dit neemt overigens niet weg dat we goed moeten kijken naar de kosten die gemaakt worden in de zorg. Niet om een einde te maken aan het solidaire systeem dat we nu hebben, maar juist om dat te behouden.

Door nauwere samenwerking met private partijen en/of particulier initiatief wordt meer expertise, kennis en kunde uit het veld betrokken om maatschappelijke problemen aan te pakken. Daarmee hoeft de overheid niet als enige verantwoordelijk te zijn voor de financiering van initiatieven als de CSG’s.

Vraag 5 en 7

Is het wat u betreft wenselijk dat vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van een verkrachting in de toekomst weer afhankelijk worden van de eventuele goedheid van de kerk en andere weldoeners? Kunt u uw antwoord toelichten?

Is het een kabinetsstandpunt dat zaken als opvangcentra voor verkrachte vrouwen in de toekomst mogelijk geen taak meer moet zijn van de overheid? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 5 en 7

Beide vragen kan ik met nee beantwoorden. Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning hebben de gemeenten de verantwoordelijkheid om opvang te regelen voor slachtoffers van huiselijk geweld, die dat nodig hebben. In het onlangs door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel Wmo 2015 is dat ook expliciet vastgelegd. De VNG heeft aan mijn collega van VWS gemeld dat ook de ondersteuning van slachtoffers van seksueel geweld een gemeentelijke verantwoordelijkheid is en dat daarover adequate afspraken worden gemaakt. Daarnaast zijn wij gezamenlijk met het Landelijk Platform CSG’s in gesprek over de bestuurlijke inbedding van en eventuele knelpunten in de financiering van deze centra. Uitgangspunt is dat de CSG’s worden bekostigd binnen de reguliere financieringsstromen van zorg en ondersteuning. Daarnaast willen goede samenwerking bevorderen tussen de CSG’s en gemeenten, politie en justitie. Wij zullen u over de voortgang hiervan berichten in de komende voortgangsrapportage Geweld in afhankelijkheidsrelaties (Gia), die ik naar verwachting voor de zomer van dit jaar naar uw Kamer zal sturen.

Vraag 8

Is er overleg gevoerd met de verantwoordelijk bewindspersonen op het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voordat de Staatssecretaris deze uitspraak deed? Zo ja, is genoemde uitspraak daarmee ook een weergave van hun standpunt? Zo nee, staan de bewindspersonen van VWS achter deze uitspraak? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 8

Er is geen overleg gevoerd met de bewindspersonen van VWS over mijn uitspraak die in Het Financieel Dagblad staat opgetekend. Zoals u in mijn antwoord op vraag 1 hebt kunnen lezen was mijn uitspraak erop gericht om het brede scala aan onderwerpen te schetsen waarop ik de samenwerking zoek met private partijen en was deze uitspraak er niet op gericht om ter discussie te stellen óf de opvang van verkrachte vrouwen een taak is van de overheid.

Vraag 9

Kunt u garanderen dat de opvang van verkrachte vrouwen een verantwoordelijkheid van de overheid blijft en dat dit op geen enkele wijze in handen komt van filantropische instellingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe moeten deze uitspraken van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geduid worden? Heeft de Staatssecretaris voor zijn beurt gesproken? Neemt de Staatssecretaris deze uitspraken in dat geval terug?

Antwoord 9

Zie antwoord op vraag 2, 5 en 7.


X Noot
1

Kabinet en filantropische sector onderzoeken nauwere samenwerking, Het Financieele Dagblad, 10 april 2014, bladzijde 7

X Noot
2

Kamerstukken II, 32 740, nr. 6

X Noot
3

Kabinet en filantropische sector onderzoeken nauwere samenwerking, Het Financieele Dagblad, 10 april 2014, bladzijde 7

Naar boven