Vragen van het lid Pechtold (D66) aan de Minister-President en de Minister van Buitenlandse
Zaken over de uitkomsten van de Nederlandse «subsidiariteitsexercitie» (ingezonden
17 april 2014).
Antwoord van Minister Timmermans (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister-President,
Minister van Algemene Zaken (ontvangen 13 mei 2014).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Europese bluf van een Hollandse muis»1, waarin wordt geconcludeerd dat «de successen onder de 54 actiepunten letterlijk
op de vingers van één hand te tellen» zijn?
Vraag 2
Klopt het dat de successen zich beperken tot minder hoge eisen voor het bijhouden
van statistieken in de handel, de aanpassing van een nieuwe regeling voor betaalrekeningen,
zeggenschap over het kustbeheer, minder gedetailleerde milieu-effectrapportages en
flexibelere metingen van de kwaliteit van het oppervlaktewater? Zo neen, wat heeft
u nog meer binnengehaald? Zo ja, wat vindt u van deze uitkomst?
Antwoord 2
Nee. Zoals aangekondigd tijdens de presentatie van de lijst, zet Nederland zich tijdens
de (in veel gevallen nog lopende) onderhandelingen in om geconstateerde bezwaren aan
te pakken. Dit betekent niet altijd dat de voorstellen in hun geheel van tafel gaan.
Soms is het voldoende dat de reikwijdte van een richtlijn of verordening wordt beperkt,
dat meer ruimte wordt gecreëerd voor nationale toepassing of dat door aanpassing van
de richtlijn de bijkomende administratieve lasten worden ingeperkt. Belangrijker dan
de voorlopige resultaten op deelterreinen is echter de bredere gedragsverandering
waar het kabinet op inzet: een meer terughoudende opstelling van de Commissie met
een focus op een aantal, mede op aangeven van de Raad, als prioritair gedefinieerde
terreinen, vanuit de gedachte «Europees wat moet, nationaal wat kan».
Vraag 3
Vindt u dat uw belofte «de tijd van een ever closer union in de EU is voorbij» is
waargemaakt? Zo neen, wanneer zal dat het geval zijn?
Antwoord 3
De stelling was dat de tijd van een «ever closer union op alle beleidsterreinen» voorbij
is. De brede steun onder lidstaten en instellingen voor de wens om tot een betere
focus van de EU te komen bevestigt deze stelling.
Vraag 4
Deelt u de mening dat deze uitkomsten van de «subsidiariteitsexercitie» op gespannen
voet staan met de volgende, hoge verwachting wekkende aankondiging van de minister-president
op 21 juni 2013: «Het gaat het kabinet om taakverdeling: is alles wat de Europese
Unie op dit moment doet wel echt nodig?»
Antwoord 4
Die mening deel ik niet. De Nederlandse inzet was steeds gericht op een inclusief
proces gericht op een hervorming en een gedragsverandering van binnenuit. De discussie
die nu, niet in het minst dankzij de Nederlandse inspanningen, op Europees niveau
gevoerd wordt richt zich exact op de vraag of alles wat de EU doet wel echt nodig
is.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de magere opbrengst van de exercitie in het licht van uw uitspraak
in Berlijn dat een kernprobleem van Europa «overpromise and underdeliver» is? Is dit
niet precies hetzelfde, namelijk verwachtingen creëren die niet kunnen worden waargemaakt?
Antwoord 5
Gezien het bovenstaande ben ik niet van mening dat sprake is van een magere opbrengst.
De positieve respons van andere lidstaten op en deelname aan de discussie die mede
door Nederland in gang is gezet en waarin Nederland een belangrijke rol zal blijven
spelen is een belangrijk eerste resultaat. Het is zaak dat dit nu wordt omgezet in
tastbare veranderingen in EU-verband.
Vraag 6
Kunt u reageren op de stelling dat u met de lijst van 54 actiepunten «grote verwarring
stichtte onder de Europese lidstaten»?
Antwoord 6
Lidstaten hebben positief gereageerd op de Nederlandse oproep tot een discussie over
een betere prioriteitstelling van de Europese Unie. In contacten op ambtelijk en politiek
niveau is belangstellend geïnformeerd naar de Nederlandse ideeën op dit vlak.
Vraag 7
Vindt u dat deze exercitie, met de energie en tijd die er is ingestoken door departementen,
ambtenaren en bewindslieden, is geslaagd?
Antwoord 7
Het doel is een blijvende gedragsverandering. Dit is niet iets dat van de ene op de
andere dag tot stand komt. De eerste stappen in de goede richting zijn gezet. Het
kabinet blijft zich actief inzetten om een betere prioriteitstelling op de Europese
agenda te zetten en te houden.
X Noot
1Vrij Nederland, 15 april 2014