Vragen van het lid Marcouch (PvdA) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over
de kwaliteit van Buitengewone Opsporingsambtenaren (boa’s) (ingezonden 28 maart 2014).
Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 17 april 2014)
Vraag 1
Kent u het bericht «Beveiligers vrezen wegwerp-boa’s»?1
Vraag 2
Deelt u de mening van de securitymanager van beveiligingsbedrijf Securitas dat de
eisen ten aanzien van kwaliteit, opleiding en bijscholing van boa’s te laag zijn?
Zo ja, waar blijkt dat uit? Wat gaat u doen om dit te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Nee, de huidige eisen ten aanzien van kwaliteit, opleiding en bijscholing, die gelden
voor alle boa’s, acht ik passend. De eisen op dit terrein zijn vrij recent (in 2012/2013)
aangescherpt door invoering van een systeem van permanente her- en bijscholing en
examinering van vaardigheden op het terrein van conflicthantering en gesprekstechnieken.
Vraag 3
Deelt u de mening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten dat de gemeentelijke
boa zich tot een goed gekwalificeerde professional op het gebied van handhaven ontwikkelt?
Zo ja, waar blijkt dat uit? Hoe verhoudt zich dat tot de mening van de securitymanager
van beveiligingsbedrijf Securitas? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ja. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2. Daarnaast zullen ook ontwikkelingen
als het modeluniform en de samenwerking met de politie leiden tot verdergaande professionalisering
van de functie.
Vraag 4
Hebt u ten aanzien van boa’s die ingezet worden bij de handhaving van de Drank- en
Horecawet, bijvoorbeeld op grond van artikel 16 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar,
specifieke eisen aan de bekwaamheid van deze boa’s gesteld? Zo ja, welke eisen zijn
dat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja, de boa’s die ingezet worden voor handhaving van de Drank- en Horecawet volgen
een specifieke aanvullende opleiding die wordt afgesloten met een examen. Het examen
bestaat uit twee onderdelen: kennis van de regelgeving en het opstellen van een boeterapport.
Vraag 5
Acht u het een risico dat marktpartijen gecertificeerde boa’s wegzetten bij gemeenten
en niet voorzien in her- en bijscholing? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om dat risico
te beperken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Nee, het administratieve proces rond de permanente her- en bijscholing voorziet erin
dat wordt geregistreerd of boa’s de modules van de permanente her- en bijscholing
volgen en met voldoende resultaat behalen. Het traject van permanente her- en bijscholing
beslaat een periode van 5 jaar. De eerste module bijvoorbeeld dient men binnen 2 jaar
te hebben behaald. Als dit niet het geval is, vervalt de boa akte.
Vraag 6
Acht u het risico aanwezig dat er «wegwerpboa’s» ontstaan waarbij detacheerders mensen
in dienst nemen die hun boa-akte hebben en die na korte tijd weer laten uitstromen,
omdat de verlenging niet kan worden geregeld»? Zo ja, wat gaat u hier tegen doen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Nee. Ook detacheerders moeten om te kunnen voldoen aan de kwaliteitseisen investeren
in de kwaliteit (opleiding) van de (aspirant-)boa’s die zij beogen uit te lenen aan
gemeenten. De keuze voor de duur van de aanstelling en de investering door een detacheerder
is een verantwoordelijkheid van die detacheerder. Deze investering kan betekenen dat
detacheerders zullen proberen om afspraken te maken met gemeenten over de inhuur van
boa’s voor een langere termijn. Aangezien de inzet van gemeentelijke boa’s – al dan
niet ingehuurd – onderwerp is van de meerjarenafspraken rond het veiligheidsplan,
is het aannemelijk dat de contacten met detacheerders ook van langere duur kunnen
zijn.
Vraag 7
Wat vindt u van het idee van een kwaliteitskeurmerk voor boa’s? Bent u voornemens
om een dergelijk keurmerk te introduceren of verplicht te stellen? Zo ja, hoe gaat
u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
De door middel van detachering ingehuurde boa’s vallen onder hetzelfde (juridische)
regime als de boa’s die in dienst zijn van een gemeente. Zij moeten dus voldoen aan
dezelfde, al bestaande kwaliteitseisen (zie mijn antwoord op de vragen 2 en 3). Er
bestaat derhalve geen aanleiding om een keurmerk te introduceren.