Vragen van de leden Hamer en Kuiken (beiden PvdA) aan de Ministers van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het besluit van Philip Morris om 90% van het personeel van haar fabriek in Bergen op Zoom te ontslaan (ingezonden 9 april 2014)

Antwoord van Minister Kamp (Economische Zaken), mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 18 april 2014)

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het besluit van Philip Morris om 90% van de banen in de fabriek in Bergen op Zoom te schrappen?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u het aangekondigde massa-ontslag? Is dit in uw ogen überhaupt te verdedigen en bent u bereid hierover op zeer korte termijn in contact te treden met de directie van Philip Morris Nederland?

Antwoord 2

Het besluit van Philip Morris is in de eerste plaats zeer ingrijpend voor alle medewerkers die hun baan verliezen, en voor hun gezinnen. Het besluit van het bedrijf is een bedrijfsmatige keuze geweest die gebaseerd is op een sterk verminderde afzet van sigaretten en – als gevolg daarvan – een overcapaciteit in de productie binnen Europa. Philip Morris geeft aan dat het besluit van het bedrijf niet is veroorzaakt door het Nederlandse beleid of het Nederlandse vestigingsklimaat. Het is aan het bedrijf om deze bedrijfsmatige afwegingen te maken. Vanuit mijn Ministerie is direct na het bekend worden van het voorgenomen besluit contact opgenomen met het bedrijf.

Vraag 3

Deelt u de mening dat een dergelijk grootschalig verlies van werkgelegenheid in deze regio bijzonder zorgwekkend is en dat snel handelen noodzakelijk is om de schade te beperken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Ja. Philip Morris is een belangrijke werkgever en de sluiting betekent een verlies voor de lokale en regionale economie. Op de korte termijn heeft het zo spoedig mogelijk van werk naar werk begeleiden van de betreffende medewerkers de prioriteit van het kabinet. Philip Morris heeft hierin een belangrijke taak. Voor de middellange en lange termijn wordt ingezet op structurele versterking van de economie. Onder regie van de provincie Noord-Brabant, en met medewerking van alle betrokken partijen, wordt een plan van aanpak opgesteld om de economische structuur van de regio te versterken. Het uitgangspunt hiervoor vormen de beschikbare strategische visies en economische agenda’s voor dit gebied, waarin de clusters Biobased, Logistiek en Maintenance centraal staan.

Vraag 4 en 5

Wordt door het UWV (Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen) geanticipeerd op een grote toename van het aantal werkzoekenden in de betreffende regio?

Is het mogelijk om, net als elders is gebeurd, eventueel een mobiliteitscentrum op te richten voor de werknemers van Philip Morris in Bergen op Zoom en getroffen toeleveranciers?

Antwoord 4 en 5

Voor de werknemers van Philips Morris in Bergen op Zoom is een goed sociaal plan nu van groot belang. De gesprekken hierover met de ondernemingsraad en de vakbonden lopen op dit moment. Philip Morris zal in deze onderhandelingen aangesproken worden op de verantwoordelijkheid die het bedrijf heeft ten aanzien van de werknemers en de werkgelegenheid in de regio, zeker gelet op de gezonde financiële positie van het bedrijf. Philip Morris heeft reeds aangegeven de zorg voor het naar nieuw werk begeleiden van de werknemers op zich te nemen en treft inmiddels voorbereidingen voor het inrichten van een mobiliteitscentrum. Dit mobiliteitscentrum wordt door Philip Morris zelf gefinancierd.

Tot de eerste dag van werkloosheid ligt de verantwoordelijkheid voor opvang en begeleiding van medewerkers bij het bedrijf zelf en de sociale partners. De mensen die nog geen nieuw werk hebben kunnen vinden, kunnen rond 1 oktober een WW-aanvraag indienen. Het UWV is er op ingericht om deze WW-aanvragen tijdig te beoordelen. Wanneer medewerkers in de tussentijd vragen hebben naar aanleiding van de aangekondigde bedrijfssluiting, kan UWV deze uiteraard beantwoorden. In overleg met het bedrijf kan ook collectieve voorlichting aan werknemers gegeven worden.

Vraag 6

Deelt u de mening dat de recente reorganisatiegolf, waarbij bedrijven de activiteiten vaak verplaatsen naar lagelonenlanden, vraagt om gerichtere politiek die inzet op het stimuleren van de (maak)industrie in Nederland en dat reshoring daarin een belangrijke rol kan spelen?

Antwoord 6

De industrie is, met een aandeel van 13% in de toegevoegde waarde, een belangrijke motor van de Nederlandse economie. Ook is zij zeer innovatief, getuige het aandeel van 58,1% van de private uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling in Nederland, en heeft zij internationaal vergeleken een hoge arbeidsproductiviteit. Vanwege onderlinge verwevenheid zorgt de industrie ook voor economische activiteit in andere sectoren, bijvoorbeeld de dienstensector.

Het kabinetsbeleid is erop gericht om de concurrentiekracht van de industrie en ook andere bedrijven te versterken. Tijdens de Hannover Messe is op 7 april jl. het rapport «Smart Industry, Dutch Industry fit for the future» gepresenteerd. Het rapport is opgesteld in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken, FME-CWM, TNO, VNO-NCW en de Kamer van Koophandel. Het rapport beschrijft de ontwikkelingen in de industrie, met name op het gebied van ICT, digitalisering en «internet of things» die zorgen voor onderlinge verbondenheid in de productieketen tussen apparaten en toeleveranciers. Dit leidt tot verregaande mogelijkheden om productieprocessen te optimaliseren, flexibeler in te spelen op de wensen van de klant (maatwerk) en ook tot nieuwe verdienmodellen.

Als vervolg op het smart industry-rapport zal een team met vertegenwoordigers van bedrijven, kennisinstellingen en de overheid voor 1 september a.s. een actieagenda opstellen. Deze agenda vormt een verdieping van het topsectorenbeleid en de daaraan gekoppelde ICT-agenda, en zal onder andere ingaan op nieuwe businessmodellen, R&D, scholing en de randvoorwaarden die de overheid kan stellen om de transitie door de industrie te versnellen.

Genoemde ontwikkelingen bieden ook kansen voor reshoring, het terughalen van productie uit het buitenland. Een voorbeeld daarvan is het terughalen door Philips van de productie van scheerapparaten naar Drachten, waar een hoogtechnologische productiefaciliteit is gerealiseerd. Reshoring is echter een betrekkelijk nieuw fenomeen waarvan de betekenis voor Nederland nog niet duidelijk is. Mede naar aanleiding van eerdere discussies hierover in uw Kamer wordt er door het Ministerie van SZW en EZ nader onderzoek gedaan naar reshoring. Rond de zomer ontvangt uw Kamer een brief over de uitkomsten van dit onderzoek.

Naar boven