Vragen van het lid Geurts (CDA) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over slechte prijzen voor Noordzeevis (ingezonden 25 maart 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) (ontvangen 14 april 2014)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Vissers pikken het niet meer»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Heeft u begrip voor de stilleg-actie van de Urker vissers?

Antwoord 2

De visserij maakt moeilijke tijden door als gevolg van gestegen kosten en lage prijzen. Ik heb begrip voor deze moeilijke financiële situatie.

Vraag 3

Hoe verklaart u de aanhoudende slechte prijzen voor Noordzeetong en -schol?

Antwoord 3

Noordzeetong- en schol maken onderdeel uit van een groep van witvissoorten die, vers en/of ingevroren, onderling in flinke mate uitwisselbaar zijn. De prijzen in dit marktsegment worden daardoor niet gedreven door de soort zelf, maar zijn een resultante van het geheel aan aanbod van en vraag naar de soorten in deze groep. Het is daardoor niet mogelijk om een eenduidige verklaring voor de aanhoudend lage prijzen te geven, omdat veel factoren hier een rol spelen. Deze marktintegratie door substitutie van de witvissoorten heeft tot gevolg dat aanbodbeperking van één soort uit deze groep daardoor nauwelijks effect heeft op de prijs voor diezelfde soort.

Vraag 4

Bent u bereid om de visprijzen mee te nemen in de voedselprijzenmonitor die recentelijk is gelanceerd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

De voedselprijzenmonitor bevat geen informatie over de prijsontwikkeling van visproducten in de keten omdat ervoor gekozen is uit te gaan van reeds beschikbare prijsinformatie. Aanvullend verzamelen van prijsinformatie in de keten brengt hoge kosten en administratieve lasten voor het bedrijfsleven met zich mee.

Vraag 5

Hoe komt het dat vis duur verkocht wordt aan de consument, maar dat de visser er dumpprijzen voor krijgt? Kunt u toelichten welke factoren de visprijzen drukken ondanks stijgende brandstofprijzen?

Antwoord 5

Met betrekking tot de totstandkoming van de visprijzen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3. Het prijsverschil tussen de aanlandprijs en de consumentenprijs is een gevolg van de kosten en marges in alle tussenschakels. De visprijzen komen op de internationale markt tot stand door vraag en aanbod. Ik heb geen signalen dat in de visketen onvoldoende marktwerking is.

Vraag 6

Vissers zouden georganiseerd in producentenorganisaties afspraken moeten kunnen maken over vangsthoeveelheden en afzet om een goede prijs te kunnen bedingen; hoe bent u voornemens om deze oplossingen mogelijk te maken en de veelal belemmerende rol van de Autoriteit Consument en Markt ongedaan te maken?

Antwoord 6

Dat is reeds mogelijk. De kaders voor het maken van afspraken over productie en afzet door producentenorganisaties liggen vast in de Gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten (EU-verordening nr. 1379/2014 van 11 december 2013).

De Autoriteit Consument en Markt is onafhankelijk toezichthouder en ziet erop toe of producentenorganisaties zich bij zulke afspraken houden aan de geldende wet- en regelgeving voor mededinging.

Vraag 7

Hoe kan een betere afzet van duurzame vis van de eigen Noordzee in de Nederlandse supermarkten worden verbeterd en wat voor ketensamenwerkingsinitiatieven lopen hiervoor?

Antwoord 7

«Vis van Dichtbij» heeft in 2009 – 2011 bewezen dat het mogelijk is om verse duurzame Noordzeevis (schol en tong) te vermarkten via het Nederlandse retailkanaal. Om dit te realiseren zijn destijds op het terrein van samenwerking tussen ketenpartners, het stroomlijnen van de ketenlogistiek en het verbeteren van ecologische, sociale en economische duurzaamheid stappen gezet. Het project «Vissen met zorg» bouwde hierop voort en toonde in 2012 opnieuw aan dat een duurzame visserij, die voor een specifiek marksegment produceert, loont. Een actueel overzicht van certificering en keurmerken voor duurzaamheid vindt u in de LEI-publicatie Keurmerken en labels voor verse Nederlandse vis. [http://edepot.wur.nl/294085]

Vraag 8

Kunt u in overleg gaan met financierders om te kijken hoe belemmeringen voor de kottersector om leningen aan te gaan weggenomen kunnen worden?

Antwoord 8

Het is primair de verantwoordelijkheid van banken en financiële instellingen om leningen te verstrekken. Daar waar sprake is van marktfalen, of wanneer er andere gegronde redenen zijn, kan de overheid (aanvullende) financieringsmogelijkheden faciliteren. Zo wordt momenteel vanuit het Europees visserijfonds ten behoeve van investeringen in de visserij- en aquacultuursector een revolverend fonds opgericht dat aanvullend op banken in financieringsbehoeften kan voorzien. Het streven is dat dit fonds zomer 2014 operationeel is.


X Noot
1

De Persdienst, «Vissers pikken het niet meer; Het water staat de Urker vissers ver boven de lippen. Ze pikken het niet langer en gooien de visafslag plat.» 18 maart 2014, pag.2.

Naar boven