Vragen van het lid Thieme (PvdD) aan de Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Economische Zaken over het doodschieten van een verweesd jong damhert bij Marum (ingezonden 16 januari 2014).

Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie), mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken (ontvangen 4 maart 2014). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1177.

Vraag 1

Kent u het bericht over een afgeschoten damhert in een wei in Marum?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 t/m 9

Is het dier in een particulier weiland doodgeschoten door de politie?

Wat was de directe aanleiding om het dier dood te schieten? Was er sprake van een noodsituatie met een afweging ter plekke, of is het besluit eerder genomen?

Is het waar dat het verweesde dier op een vaste locatie was opgenomen door een kudde koeien met medeweten van de eigenaar van de kudde en dat er geen gevaar voor de verkeersveiligheid was?

Heeft de politie contact gezocht met de eigenaar van het weiland? Zo nee, waarom niet?

Heeft de politie geprobeerd opvang te realiseren voor het verweesde dier? Zo nee, waarom niet?

Is het waar dat het dier eerst was aangeschoten door een jager? Zo ja, was de jager gerechtigd om in het betreffende weiland op het damhert te schieten?

Wat is er met het kadaver van het geschoten dier gebeurd?

Bent u van mening dat alle regels zijn gerespecteerd? Zo ja, bent u tevreden met die regels? Zo nee, welke gevolgen geeft u hieraan?

Antwoord 2 t/m 9

Er loopt een intern politieonderzoek naar de precieze gebeurtenissen in deze zaak. Ik kan niet op de resultaten van dit onderzoek vooruitlopen.

Vraag 10

Deelt u de mening dat, indachtig de Flora- en faunawet, het protocol zou moeten zijn dat indien controle over een dier in het wild gewenst is, eerst andere middelen zoals verdoving toegepast dienen te worden en slechts in uiterst geval een dier gedood mag worden? Zo ja, hoe gaat u bewerkstelligen dat een dergelijk protocol gehanteerd wordt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

Uit artikel 2 van de Flora- en faunawet vloeit voort dat het gebruik van alternatieve methoden in de rede ligt voordat overgegaan wordt tot het doden van dieren. De zorgplicht in artikel 2 van de Flora- en faunawet bepaalt immers dat een ieder verplicht is nadelige gevolgen voor planten of dieren zoveel mogelijk te beperken, voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd. Of daarvan in dit geval sprake was, kan ik u niet zeggen lopende het politieonderzoek naar deze zaak. Overigens is de implementatie van de Flora- en faunawet een verantwoordelijkheid van de provincie (Gedeputeerde Staten).

Naar boven