Vragen van het lid Van Klaveren (PVV) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Veiligheid en Justitie over islamitische geweldsprediking (ingezonden 24 januari 2014).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 7 maart 2014)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Sektarische strijd nu ook in enkele Nederlandse moskeeën»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 3

Deelt u de mening dat alle moskeeën waar wordt opgeroepen tot geweld direct moeten worden gesloten? Zo ja, wanneer gooit u de in het artikel genoemde moskeeën dicht?

Antwoord 3

Het oproepen tot haat of het aanzetten tot geweld is nadrukkelijk niet toegestaan. Indien een instelling in strijd met de openbare orde handelt, kan het Openbaar Ministerie de rechter verzoeken de instelling te sluiten (artikel 20, tweede boek BW). In Nederland bestaat het recht op vrijheid van godsdienst. Volgens artikel 6 van de Grondwet heeft iedereen het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Vraag 2 en 4

In hoeverre erkent u het gegeven dat de islam inherent gewelddadig is tegen andersgelovigen, ongelovigen, afvalligen en zelfs andere moslims?

Begrijpt u inmiddels dat bijna 70% van de Nederlanders vindt dat er genoeg islam is in Nederland? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer onderneemt u eindelijk actie om de voortgaande islamisering van ons land tegen te gaan?

Antwoord 2 en 4

Ik keur elke oproep tot geweld af; iedereen in Nederland dient zich aan de wet te houden. Gedrag dat de kernwaarden van de Nederlandse samenleving bedreigt, wordt niet getolereerd. Net als overtuigingen die op zodanige manier in de publieke ruimte worden uitgedragen, dat anderen hierdoor in hun vrijheid worden beperkt. Waar er aanwijzingen zijn dat de wet wordt overtreden, is het aan het Openbaar Ministerie (OM) of tot vervolging wordt overgegaan en aan de rechter om daarover een oordeel te vellen. Ik beoordeel de totaliteit van een godsdienst niet op basis van de gedragingen en interpretaties van een kleine gewelddadige minderheid die zegt zich te beroepen op diezelfde godsdienst. Het is niet aan de overheid te bepalen welke religieuze standpunten wel of niet juist zijn dan wel deze anderszins te kwalificeren. Wel is het aan de overheid om (de kernwaarden van) de democratische rechtsstaat te beschermen.

Naar boven