Vragen van de leden Karabulut (SP), Hamer (PvdA) en Ojik (GroenLinks) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën over verslechterde arbeidsomstandigheden van schoonmakers bij de belastingdienst (ingezonden 16 januari 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Wiebes (Financiën) mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 14 februari 2014)

Vraag 1

Bent u op de hoogte van de klachten van Vakbond FNV Schoonmaak over de verslechterde arbeidsomstandigheden bij de belastingdienst in Eindhoven, Maastricht, Heerlen, Amsterdam en Apeldoorn?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het niet gehoor geven aan diverse verzoeken van de schoonmakers om klachten van 1.000 actievoerende schoonmakers op 18 januari jl. bij het kantoor van de belastingdienst in Utrecht, in strijd is met de Code Verantwoordelijk Marktgedrag dat ook onderschreven is door de overheid? Zo ja, bent u bereid om de belastingdienst te verzoeken om alsnog dit contact te leggen met de schoonmakers en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Ik betreur het dat schoonmakers die werkzaamheden verrichten bij de Belastingdienst zich genoodzaakt voelden actie te voeren. In de Code Verantwoordelijk Marktgedrag zijn afspraken gemaakt om dit soort situaties te voorkomen. Zo is onder meer vastgelegd dat de opdrachtgever, het schoonmaakbedrijf en (een vertegenwoordiging van) de schoonmakers jaarlijks praten over de werkinhoud en de werkomstandigheden. De Belastingdienst heeft met de gecontracteerde schoonmaakbedrijven, in dit kader afgesproken dat jaarlijks een werkdrukmonitor wordt gehouden waaraan alle schoonmakers meedoen. De uitkomsten van de werkdrukmeting monden uit in aanbevelingen aan de werkgever. De Belastingdienst heeft om die reden richting FNV Bondgenoten aangegeven dat de klachten van schoonmakers over de vestigingen in Apeldoorn aan het betrokken schoonmaakbedrijf moesten worden aangeboden. FNV Bondgenoten heeft de klachten vervolgens aan de directeur van het schoonmaakbedrijf aangeboden en hierover gesproken met de Belastingdienst, het schoonmaakbedrijf en de schoonmakers. Het management van het schoonmaakbedrijf heeft werkoverleg gevoerd met zijn werknemers waarin de uitkomsten en aanbevelingen van de werkdrukmeter zijn besproken. Dat heeft er onder andere toe geleid dat de capaciteit bij de vestiging in Apeldoorn is verhoogd. De Belastingdienst zal, als goed opdrachtgever, de uitkomsten van de werkdrukmonitor en de door werkgevers genomen maatregelen binnenkort bespreken met de schoonmaakbedrijven en de (vertegenwoordiging van de) schoonmakers. Ik verwacht dat daarmee voldoende aan de klachten van de schoonmakers tegemoet wordt gekomen.

Vraag 3

Wat vindt u van berichten dat in veel gevallen de werkdruk is toegenomen, ziekmeldingen niet geaccepteerd worden en de kwaliteit niet te garanderen is door inzet van te weinig schoonmakers en het toepassen van een te lage schoonmaakfrequentie? Wat is voorts uw mening over klachten van sommige schoonmakers dat in enkele gevallen zelfs sprake zou zijn van intimidatie?

Antwoord 3

Dit zijn zaken die ook aan de orde komen in de werkdruk monitor en binnenkort onderwerp van gesprek zullen met de schoonmaakbedrijven en de schoonmakers.

Als de berichten juist zijn, moeten deze misstanden uiteraard worden aangepakt. Ik ga er van uit dat de betrokken schoonmaakbedrijven respectvol omgaan met de schoonmakers. Als deze het gevoel hebben niet met het nodige respect te worden behandeld, dan is dit altijd bespreekbaar en zullen zo nodig passende maatregelen worden genomen. Er zijn bij mij twee individuele gevallen bekend waar de communicatie tussen werkgevers en werknemers niet goed is gegaan. Hierop is adequaat gereageerd.

Vraag 4

Bent u bereid om naar aanleiding van de klachten van schoonmakers deze te laten onderzoeken door de Inspectie SZW? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Ik zie, gezien de voornoemde maatregelen, geen aanleiding om de Minister van SZW te vragen de Inspectie SZW in te schakelen.

Naar boven