Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht dat de gemaakte afspraken om het werk in kledingfabrieken in Bangladesh veiliger te maken nog weinig effect hebben (ingezonden 30 januari 2014).

Antwoord van Minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 12 februari 2014).

Vraag 1, 2, 3

Wat is uw reactie op de artikelen «Geen enkele inspecteur extra aangesteld na ramp Bangladesh»1 en «Afspraken Bangladesh missen doelen»2 waarin wordt belicht dat de afspraken die gemaakt zijn om het werk in kledingfabrieken in Bangladesh veiliger te maken nog weinig tot geen effect hebben?

Hoe kijkt u aan tegen het feit dat de Bengaalse overheid nog geen enkele inspecteur extra heeft aangesteld om de textielfabrieken in het land te controleren om rampen, als het instorten van Rana Plaza, in de toekomst te voorkomen?

Aan welke projecten is de 1 miljoen euro besteed die de Nederlandse overheid tot op heden beschikbaar heeft gesteld om extra inspecteurs aan te stellen? Welke concrete afspraken zijn er op voorhand gemaakt over de inzet van het beschikbaar gestelde bedrag en op welke wijze controleert u of deze afspraken ook daadwerkelijk worden gerealiseerd?

Antwoord 1, 2, 3

Onder andere vanwege de recente verkiezingen en daaraan gerelateerde onrust is de toezegging door de Bengaalse overheid om 200 extra inspecteurs aan te stellen helaas nog niet gerealiseerd. Het is belangrijk dat de Bengaalse overheid de gemaakte afspraken nakomt en spoedig de 200 extra inspecteurs aanstelt. Ik spreek hen daar op aan.

Door inspanningen van de Bengaalse overheid en de internationale gemeenschap zijn al wel andere concrete resultaten geboekt ter verbetering van arbeidsomstandigheden in de textielsector in Bangladesh. De overheid van Bangladesh heeft 42 bestaande vacatures voor arbeidsinspecteur opgevuld, waarmee er nu 93 arbeidsinspecteurs zijn. Een ander resultaat is dat de structurele uitbreiding van de arbeidsinspectiedienst eerder dan verwacht is opgenomen in de begroting. Ten slotte wordt via het programma van de internationale arbeidsorganisatie (ILO), dat door Nederland, het VK en Canada wordt gefinancierd, voortgang geboekt.

Nederland heeft 6 mln EUR beschikbaar gesteld voor het programma van de ILO dat zich van de periode van 2013 tot 2016 richt op de verbetering van arbeidsomstandigheden in de textielsector in Bangladesh. De bijdrage van Nederland wordt in delen betaald. In 2013 heeft Nederland 1 miljoen euro bijgedragen.

Dit ILO programma in Bangladesh bestaat uit vijf onderdelen:

  • 1) inspecties van textielfabrieken,

  • 2) trainingen voor vakbonden, werknemers en management,

  • 3) voorlichting en publiekscampagnes,

  • 4) publiekelijk toegankelijke databank met informatie over de uitkomsten van fabrieksinspecties,

  • 5) re-integratie van slachtoffers van de Rana Plaza ramp,

  • 6) het Better Work programma.

De ambassade bespreekt maandelijks de voortgang op deze onderdelen met de ILO tijdens het donor coördinatieoverleg dat door Nederland wordt voorgezeten.

Op elk van de zes onderdelen wordt voortgang geboekt. Ten eerste, zijn er inmiddels 200 fabrieken in Bangladesh geïnspecteerd op bouwveiligheid en 120 fabrieken op brandveiligheid. De ILO laat de inspectierapporten nu controleren door internationale experts. Ten tweede, worden nieuwe en zittende inspecteurs door de ILO getraind. De ILO heeft een beleidsplan voor de arbeidsinspectie opgesteld dat binnenkort met de overheid en sociale partners wordt besproken.

Ten derde, heeft de ILO in samenwerking met de Bengaalse overheid een coördinerend centrum opgezet voor dienstverlening aan slachtoffers van Rana Plaza. Een eerste groep slachtoffers heeft inmiddels een training voor re-integratie op de arbeidsmarkt ontvangen. De training voor een tweede groep van 250 slachtoffers is gestart. In samenwerking met maatschappelijke organisaties heeft de ILO een databank opgezet met informatie over alle verstrekte hulp aan Rana Plaza slachtoffers. Tot slot is de uitvoering van het Better Work programma van de ILO in samenwerking met de International Finance Corporation (IFC) in voorbereiding.

Vraag 4

Heeft de vertraging van het aantal aangestelde inspecteurs gevolgen voor de uitvoer van het Bangladesh Veiligheidsakkoord? Zo ja, welke gevolgen heeft dit voor de Nederlandse bedrijven die dit akkoord ondertekend hebben?

Antwoord 4

Voor de uitvoering van inspecties is het veiligheidsakkoord niet afhankelijk van inspecteurs van de Bengaalse overheid. Er wordt gewerkt met internationale experts. Het veiligheidsakkoord voor Bangladesh heeft inmiddels 10 pilot inspecties uitgevoerd. In februari en maart begint het veiligheidsakkoord met een grootschalige inspectie operatie. Deze inspecties hebben geen vertraging opgelopen.

Vraag 5

Gaan de nog aan te stellen inspecteurs tevens het grote aantal onderaannemers controleren die ook veel kleding produceren voor westerse merken? Zo nee, op welke wijze wordt het toezicht op deze onderaannemers georganiseerd?

Antwoord 5

De inspectieoperatie voor brand- en gebouwenveiligheid is gericht op bedrijven die voor de export produceren. In het veiligheidsakkoord voor Bangladesh staat expliciet dat de afspraken ook gelden voor de onderaannemers die via de hoofdaannemer aan bedrijven leveren die aangesloten zijn bij het veiligheidsakkoord. Ook de Alliance for Bangladesh Worker Safety (Alliance), waarbij vooral Amerikaanse bedrijven zijn aangesloten, heeft afspraken gemaakt over onderaannemers. Het blijft echter ingewikkeld. Onderaanbesteding is de zwakste schakel in de keten. In de kleine werkplaatsen liggen de grootste risico’s op misstanden en vinden de minste controles plaats. Door af te spreken met toeleveranciers dat uitbesteding aan onderaannemers onacceptabel is, proberen de Westerse textielbedrijven risico’s te verminderen.

De lokale vereniging voor textielproducenten heeft recent nieuwe regelgeving ingevoerd om de controle op onderaannemers verder aan te scherpen. De bedrijven die produceren voor de lokale markt vallen nu nog buiten de inspecties, maar zullen in de toekomst ook gecontroleerd worden door de versterkte arbeidsinspectie.

Vraag 6

Bent u voornemens met de Bengaalse overheid in gesprek te gaan om hen aan te sporen prioriteit te geven aan zowel de aanstelling van extra arbeidsinspecteurs als het verbeteren van de controle van onderaannemers? Welke verwachtingen heeft u van de Bengaalse overheid om deze problemen op korte termijn aan te pakken?

Antwoord 6

Ik ben in gesprek met de Bengaalse overheid en blijf dat doen. Gezamenlijk met andere donoren, blijft Nederland druk uitoefenen op de overheid van Bangladesh om extra inspecteurs aan te stellen en om de arbeidsomstandigheden bij onderaannemers te verbeteren. Tijdens 6 wekelijks diplomatiek topoverleg tussen Bangladesh, Nederland, de EU en de VS staan deze onderwerpen hoog op de agenda.

Vraag 7

Op welke termijn verwacht u dat de gemaakte afspraken daadwerkelijk effect gaan hebben en dat daarmee de situatie voor de werknemers in de Bengaalse kledingindustrie zal verbeteren?

Antwoord 7

De werkzaamheden van het Accord en de Alliance zullen vijf jaar in beslag nemen. Het ILO programma duurt 3,5 jaar. Verandering van een sector met 4 miljoen werknemers en ruim 3.500 (export) fabrieken kost tijd. Het gaat niet alleen om inspectie en de uitvoering van de inspectie aanbevelingen, maar ook om het opzetten van arbo-commissies in 3.500 fabrieken en het geven van veiligheidstrainingen aan werknemers en management. Ik zal u regelmatig blijven informeren over de voortgang van dit programma.

Naar boven