Vragen van de leden Leegte en Van Oosten (beiden VVD) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Veiligheid en Justitie over het artikel waarin de belangenorganisatie ICC wijst op risico’s van corruptie voor bedrijven (ingezonden 16 december 2013).

Antwoord van Minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) mede namens de minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 3 februari 2014)

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Risico’s van corruptie ernstig onderschat»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

In hoeverre deelt u de zorgen van de International Chamber of Commerce (ICC) omtrent corruptie vooral in opkomende markten?

Antwoord 2

Het kabinet deelt die zorgen en zet zich daarom in internationaal verband actief in voor de bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren door onder andere in het kader van ontwikkelingssamenwerking hulp voor de rechtsstatelijke opbouw van enkele ontwikkelingslanden te bieden. Daarnaast worden Nederlandse ondernemers onder meer via economische voorlichting door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) gewezen op de gevaren van omkoping en treedt Nederland als examinator op in evaluaties van andere landen in OESO- en VN-verband.

Vraag 3 en 4

Hoe kijkt u aan tegen aangescherpte wetgeving van met name de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van corruptiebestrijding en de effecten voor in het bijzonder het MKB daar waar het de introductie van ketenaansprakelijkheid betreft?

Welke ondersteuning krijgen bedrijven die te goeder trouw bovenbedoelde aangescherpte wetgeving overtreden en daardoor in de problemen komen?

Antwoord 3 en 4

Net als Nederland kennen de Verenigde Staten (VS) en het Verenigd Koninkrijk (VK) uitgebreide wetgeving ter bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren, mede op basis van het OESO-verdrag tegen omkoping van buitenlandse ambtenaren bij internationale zakelijke transacties. In het Verenigd Koninkrijk is in 2010 een nieuwe anti-corruptiewet in werking getreden, de UK Anti-Bribery Act. Welke uitwerking deze Britse wetgeving in de praktijk precies heeft, zal de komende tijd moeten blijken.

De in de wetgeving van de VS en het VK opgenomen «ketenaansprakelijkheid» lijkt te betekenen dat een bedrijf de verantwoordelijkheid draagt om gepaste maatregelen te treffen en adequate procedures te implementeren om te waarborgen dat de natuurlijke- en rechtspersonen die binnen de invloedssfeer van het bedrijf vallen, zich conform het verbod op buitenlandse omkoping gedragen. Hoe ver deze ketenaansprakelijkheid in de praktijk reikt, is afhankelijk van een beoordeling van de feiten en omstandigheden in het specifieke geval.

Indien sprake is van handelen te goeder trouw in die zin dat een onderneming gepaste maatregelen heeft getroffen en adequate procedures heeft geïmplementeerd ter bevordering van de integriteit van haar werknemers en contractanten, lijkt dit onder de Amerikaanse en Britse wetgeving een geldig verweer te kunnen opleveren. Een belangrijke vraag daarbij is of de vervolgde onderneming of bestuurder kan aantonen dat alle naar redelijkheid te verwachten maatregelen zijn genomen ter voorkoming van de situatie dat een werknemer of contractant een buitenlandse ambtenaar omkoopt.

De Nederlandse overheid erkent het belang om Nederlandse bedrijven, en in het bijzonder het MKB, voldoende bewust te maken van de consequenties van internationale anti-corruptiewetgeving. Zo heeft de Rijksoverheid, in samenwerking met onder andere MKB-Nederland en VNO-NCW, in 2012 de brochure «Eerlijk zakendoen, zonder corruptie» uitgegeven. In deze brochure voor het Nederlandse bedrijfsleven wordt onder meer ingegaan op de reikwijdte van en de verplichtingen onder de Amerikaanse en Britse anti-corruptie strafwetgeving.

Vraag 5

Wat is uw reactie op de kritiek van de ICC ten aanzien van de inspanningen van uw beider ministeries op het terrein van voorlichting aan Nederlanders die in het buitenland ondernemen, op het gebied van corruptie en de daarbij behorende risico’s en het onderzoek naar en de vervolging van fraude en corruptie? Welke inzet verricht u op dit gebied?

Antwoord 5

Het kabinet herkent zich niet in het beeld dat de ICC schetst. In het evaluatierapport van de OESO Anti-corruptiewerkgroep over de Nederlandse aanpak van buitenlandse omkoping van december 20122 complimenteerde de OESO Nederland juist met zijn inspanningen op het gebied van awareness raising. 3 Ter verdere verbetering is het ministerie van Buitenlandse Zaken sinds afgelopen november in gesprek met de ICC over de mogelijkheden tot samenwerking om meer bedrijven te kunnen bereiken.

Nu de Nederlandse bestrijding van corruptie ook vanuit andere internationale gremia dan de OESO recentelijk is geëvalueerd (Group of States against Corruption, GRECO4), en momenteel nog wordt geëvalueerd (Verenigde Naties en de Europese Commissie), is aan uw Kamer toegezegd5 dat de conclusies en aanbevelingen van de verschillende evaluaties op het terrein van corruptiebestrijding, waar mogelijk, met elkaar in samenhang worden bezien. Na afloop van deze evaluaties zal uw Kamer in een integrale beleidsreactie nader worden geïnformeerd.

Recentelijk heeft Nederland zich in de OESO Anti-corruptiewerkgroep tussentijds verantwoord over de mate en wijze van opvolging van een deel van de aanbevelingen uit het OESO-evaluatierapport uit 2012. De leden van de werkgroep oordeelden positief over de recente inspanningen die Nederland heeft gepleegd, onder andere op het terrein van opsporing en vervolging van buitenlandse omkoping. Voor details over de opvolging van de OESO-aanbevelingen verwijs ik naar de toegezegde integrale beleidsreactie.


X Noot
1

Financieele Dagblad, 10 december 2013

X Noot
2

Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 29 911, nr. 78

X Noot
3

Zie OESO-persbericht van 8 januari 2013 op: http://www.oecd.org/daf/anti-bribery/netherlandsmustsignificantlystepupitsforeignbriberyenforcementsaysoecd.htm en Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 29 911, nr. 78).

X Noot
4

Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 33 400, nr. 78.

X Noot
5

Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 29 911, nr. 78 en 33 400, nr. 78.

Naar boven