Vragen van de leden Oskam en Omtzigt (beiden CDA) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse Zaken over het artikel «Onderzoek naar oud-ambtenaar» (ingezonden 30 september 2013).

Nader antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 23 januari 2014). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 315.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Onderzoek naar oud-ambtenaar»?1

Vraag 2

Klopt het dat het Turkse openbaar ministerie stelt dat uit in- en uitreisgegevens uit het onderzoeksdossier is gebleken dat de verdachte Joris op 20 juli 1996 Turkije is ingereisd?

Vraag 3

Wanneer is deze informatie bekend geworden bij de Nederlandse autoriteiten en welke actie is daarop ondernomen?

Vraag 4

Heeft het Nederlandse openbaar ministerie in het oriënterende feitenonderzoek aan de Turkse autoriteiten gevraagd of de oud-topambtenaar Turkije is ingereisd in de periode 1990–2013 of niet? Zo ja, kunt u dan het antwoord van de Turkse autoriteiten op die vraag aan de Kamer doen toekomen?

Vraag 5

Indien de Turkse autoriteiten niet gevraagd is naar de reisbewegingen, waarom kon ambassadeur Bekink dan met grote stelligheid beweren dat bewezen was dat deze persoon nooit in Turkije geweest was in die periode?

Vraag 6

Bent u bereid de ambassadeur te vragen een nadere brief met uitleg te sturen aan de Amerikaanse congresleden, nu nieuwe omstandigheden aan het licht gekomen zijn?

Vraag 7

Klopt het dat de Nederlandse overheid de kosten van de advocaat van de oud-topambtenaar vergoedt in een zaak die de oud-topambtenaar zelf heeft aangespannen tegen het AD?

Vraag 8

Hoe hoog zijn de totale advocaatkosten die vergoed zijn en hoe hoog zijn de kosten die per uur aan de advocaat van de oud-topambtenaar vergoed worden?

Vraag 9

Op welke rechtsgrond staat de Nederlandse staat een oud-topambtenaar juridisch bij in rechtszaken die hij zelf aanspant? Heeft u hiertoe zelf een besluit genomen?

Vraag 10

Kunt u één vergelijkbaar geval noemen waarin een voormalig ambtenaar juridische kosten vergoed kreeg voor een zaak die hij zelf aanspande?

Vraag 11

Is er een overeenkomst (mondeling of schriftelijk, formeel of informeel) over welke advocaatskosten de oud-topambtenaar mag declareren bij de Nederlandse staat? Zo ja, kunt u die overeenkomst dan aan de Kamer doen toekomen?

Vraag 12

Deelt u de mening dat het niet gepast is dat de juridische bijstand van de oud-topambtenaar gedragen wordt door de Nederlandse staat en bent u bereid om ervoor te zorgen dat dat niet langer gebeurt?

Nader antwoord

Ten vervolge op mijn brief aan uw Kamer van 8 november 2013 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 466), hecht ik eraan u mede te delen dat het Gerechtshof te Arnhem op 21 januari 2014 een beschikking heeft gegeven in de procedure die was ingesteld tegen het besluit van het Openbaar Ministerie om geen strafvervolging in te stellen n.a.v. een aangifte inzake een oud-ambtenaar van mijn ministerie.

Het Gerechtshof heeft blijkens zijn beschikking besloten dat een onderzoek als bedoeld in artikel 181 Wetboek van Strafvordering noodzakelijk is en heeft met het oog daarop de officier van justitie bij het Landelijk Parket bevolen een strafrechtelijke vervolging in te stellen.

Vanzelfsprekend zal ik uw Kamer nader informeren zodra daartoe aanleiding is.


X Noot
1

AD, 27 september 2013

Naar boven