Vragen van het lid Van Tongeren (GroenLinks) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Economische Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de bescherming van rijksmonumenten in het aardbevingsgebied van Noord Oost Groningen (ingezonden 19 december 2013).

Antwoord van Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de minister van Economische Zaken en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 24 januari 2014).

Vraag 1

Kent u het bericht dat 69 Groningse rijksmonumenten schade hebben opgelopen in het aardbevingsgebied van Noord-Oost Groningen en dat zo’n 100 gezichtsbepalende bouwwerken met cultuurhistorische waarde risico’s op beschadiging lopen? Zo ja, klopt dit bericht?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u aangeven wat tot nu toe de bevindingen zijn van de «aardschokwerkgroep» van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed? Welke conclusies verbindt u aan deze bevindingen?

Antwoord 2

Ja. Bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn 69 schademeldingen bekend bij Groningse rijksmonumenten. Bij NAM zijn meer meldingen binnengekomen. In principe lopen alle gebouwen in het aardbevingsgebied in Noord Oost Groningen het risico dat ze beschadigd worden, dus ook monumentale en gezichtsbepalende panden.

Vraag 3

Wie is precies verantwoordelijk voor de handhaving van het krachtens artikel 11 van de Monumentenwet geldende verbod om een beschermd monument te vernielen? Klopt het dat diverse betrokken overheden de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de handhaving van de Monumentenwet naar elkaar toeschuiven, waardoor er de facto sprake is van een handhavingstekort? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat hier vanuit het kabinet coördinerend moet worden opgetreden om met adequaat ingrijpen verdere schade aan Groningse rijksmonumenten en gezichtsbepalende bouwwerken te voorkomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

De Rijksdienst participeert vanuit haar rol als kenniscentrum en als adviseur bij vergunningprocedures in een «taskforce aardschokken» van de provincie Groningen, onder leiding van Steunpunt Libau. Deze taskforce zet zich ten behoeve van de eigenaren in voor een zorgvuldig en deskundig schadeherstel van monumenten en denkt mee over preventieve maatregelen. In de taskforce participeren ook NAM, de provincie en een vertegenwoordiger van de betrokken gemeenten. De Rijksdienst constateert dat er steeds beter wordt samengewerkt tussen de partijen. In het protocol en het handboek dat NAM hanteert, krijgt de aanpak van monumenten een aparte plek zodat maatwerk mogelijk is. De Rijksdienst constateert ook dat er nog veel werk aan de winkel is wat betreft schadeherstel, mogelijkheden voor preventieve maatregelen en communicatie met eigenaren. De inzet van de betrokken partijen blijft dus noodzakelijk.

Vraag 4

Deelt u de mening dat de beschadiging van het nationale erfgoed in het aardbevingsgebied van Noord-Oost Groningen een halt moet worden toegeroepen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid op korte termijn te treffen?

Antwoord 4

Het huidige artikel 11, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 legt de handhaving bij de lagere overheid. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 63, tweede lid, van de Monumentenwet 1988:

«Het bestuursorgaan dat met betrekking tot een monument bevoegd is om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht te verlenen, draagt zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van artikel 11, eerste lid, voor zover het een ander monument dan een archeologisch monument betreft.»

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, waarbinnen het monument gelegen is, is bevoegd om handhavend op te treden.

Vraag 5

Kunt u deze vragen vóór het rondetafelgesprek in de Kamer over het advies van de Commissie Duurzame toekomst Noord-Oost Groningen voorzien op 27 januari 2014 beantwoorden?

Antwoord 5

Het is duidelijk dat de gemeente verantwoordelijk is voor handhaving van de Monumentenwet 1988 bij overtreding van artikel 11, eerste lid, van die wet. Het betreft hier echter een uitzonderlijke situatie met vele uiteenlopende belangen die verder reiken dan gemeente of provincie. Wat het aspect monumenten betreft is het zeker noodzakelijk dat de betrokken overheden, zoals de ministeries van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de provincie Groningen, de gemeenten en NAM goed samenwerken. Dit gebeurt nu al en er wordt hard gewerkt aan zowel herstel van schade alsook aan het onderzoek naar preventieve maatregelen en de zorg voor de eigenaren.

Vraag 6

Bent u het met mij eens dat de beschadiging van het nationale erfgoed in het aardbevingsgebied van Noord Oost Groningen een halt moet worden toegeroepen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid op korte termijn te treffen?

Antwoord 6

De schade aan gebouwen, waaronder ook rijksmonumenten, is zeer belastend voor eigenaren en bewoners. De Minister van Economische Zaken heeft met de provincie Groningen en de betrokkene gemeenten een akkoord gesloten over herstel en preventie van cultuurhistorisch erfgoed. Deze typen gebouwen vergen een toegesneden aanpak, waarbij relevante partijen (experts en organisaties zoals de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Steunpunt Libau, de Stichting Groninger Molenhuis, de Stichting Groninger Kerken en de Monumentenwacht) betrokken zullen worden. Deze aanpak zal in een overeenkomst worden vastgelegd.

Vraag 7

Kunt u deze vragen vóór het rondetafelgesprek over het advies van de Commissie Duurzame toekomst Noord Oost Groningen d.d. 27 januari 2014 beantwoorden?

Antwoord 7

Ja.


X Noot
1

«Als de torens slingeren», NRC Handelsblad 27 november 2013.

Naar boven