Vragen van de leden Van der Steur en Moors (beiden VVD) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de vergoeding van advocaatkosten van een oud-ambtenaar (ingezonden 22 januari 2014).

Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 23 januari 2014).

Vraag 1

Kent u de berichtgeving rond de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat geoordeeld heeft dat alsnog vervolging dient te worden ingesteld tegen een voormalig secretaris-generaal van uw ministerie?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Welke afspraken zijn er gemaakt over de vergoeding van advocaatkosten van de oud-ambtenaar tijdens en na beëindiging van het dienstverband? Waarom werd die afspraak gemaakt? Maakt het naar uw oordeel uit dat het dienstverband inmiddels is beëindigd?

Antwoord 2

Zoals ik in mijn antwoord op de eerdere vragen heb medegedeeld (brief van 8 november 2013, Aanhangsel van de Handelingen, 2013/2014, 466), heb ik, op grondslag van artikel 69, eerste lid, van het ARAR, ermee ingestemd, overeenkomstig de door mijn ambtsvoorgangers ingezette lijn, dat de kosten van de civiele procedure die betrokkene in 2012 met mijn instemming aankondigde, door het ministerie werden vergoed. Vanzelfsprekend heb ik voorzien dat de procedure niet beëindigd zou zijn voordat betrokkene met pensioen zou gaan en dat de redelijkheid en billijkheid in zo’n geval met zich brengen dat de kosten die ook daarna nog zouden worden gemaakt, zouden worden vergoed. Op dezelfde grondslag heb ik ermee ingestemd, dat de kosten worden vergoed voor de bijstand in de artikel 12-procedure, waarin betrokkene was opgeroepen om zich te uiten over de klacht die was gericht tegen de beslissing van het openbaar ministerie om geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen.

Naast deze twee procedures is inmiddels ook een derde procedure aanhangig gemaakt, en wel een voorlopig getuigenverhoor, verzocht door een stichting «De Roestige Spijker», in verband met het voornemen van deze stichting om een publicatie openbaar te maken waartegen de voormalige secretaris-generaal mogelijk beletselen zou willen opwerpen. Over een eventuele vergoeding van kosten van de voormalige secretaris-generaal in deze procedure heb ik geen besluit genomen.

Vraag 3

Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen waarin u over advocaatkosten heeft gezegd dat de gehoudenheid tot bescherming van de werknemer anders kan komen te liggen indien deze onderworpen wordt aan strafvervolging?2 Welke conclusies verbindt u in het licht van de door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gevorderde strafvervolging aan deze uitspraak? Bent u voornemens de advocaatkosten te blijven vergoeden? Acht u de betrokken oud-ambtenaar na zijn pensionering nog een werknemer?

Antwoord 3

Gelet op de uitspraak van het Gerechtshof is de voormalige secretaris-generaal thans als verdachte onderworpen aan een strafrechtelijk onderzoek. Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer heb medegedeeld, is er bij deze stand van zaken reden om de vergoeding van de kosten van de strafrechtadvocaat te beëindigen. Dit heb ik heden aan betrokkene kenbaar gemaakt.

De civielrechtelijke procedure tegen het AD is door betrokkene met mijn volledige instemming gestart. Het object van deze procedure is een op onderdelen zeer diffamerende publicatie die plaatsvond op een moment waarop betrokkene nog SG bij mijn ministerie was en die op heel andere feiten betrekking had dan de feiten die onderwerp waren van de artikel 12-procedure. In de beschikking van het Gerechtshof is dan ook geen reden te vinden om de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in die civiele procedure te beëindigen.

Wat betreft het voorlopig getuigenverhoor dat binnenkort zijn beslag zal vinden, heb ik besloten om geen vergoeding te verlenen van kosten die betrokkene daarvoor eventueel wenst te maken. Het object waarom de Stichting De Roestige Spijker het voorlopige getuigenverhoor heeft gevraagd, betreft een publicatie waarin mede aandacht wordt besteed aan beweerd strafbaar handelen van betrokkene. Bovendien is dit voorlopig getuigenverhoor gestart nadat betrokkene als secretaris-generaal was gedefungeerd. Ook hierover heb ik inmiddels met betrokkene gesproken.

Vraag 4

Bent u voornemens de betaalde advocaatkosten terug te vorderen indien betrokkene veroordeeld wordt? Zo ja, vanaf welk moment? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Ja. De specifieke modaliteiten van een eventuele terugvordering hangen evenwel zozeer samen met de inhoud van de uitspraak die alsdan in die strafrechtelijke procedure gegeven zou worden, dat het niet mogelijk is daarover nu in abstracto uitspraken te doen. Aan de andere kant dient uiteraard ook rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat de uitkomst van de strafrechtelijke procedure aanleiding geeft tot het alsnog vergoeden van gemaakte kosten.


X Noot
2

Aanhangsel handelingen, vergaderjaar 2012–2013 nr. 466

Naar boven