Vragen van de leden Fokke en Oosenbrug (beiden PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het misbruiken van de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) (ingezonden 26 augustus 2013).

Mededeling van Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 17 september 2013).

Vraag 1

Kent u de signalen van gemeenten en de VNG over het oneigenlijk gebruik van de WOB met betrekking tot het vorderen van dwangsommen bij niet tijdig beslissen op een WOB-verzoek?

Vraag 2

Deelt u de mening dat de dwangsom, zoals geïntroduceerd door de «Wet dwangsom en direct beroep bij niet tijdig beslissen» (verder: Wet dwangsom), in zijn algemeenheid een nuttig instrument is dat er aan kan bijdragen dat bestuursorganen binnen de daarvoor geldende wettelijke beslistermijnen een beschikking geven? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Deelt u de mening dat de WOB van belang is om burgers, waaronder journalisten, inzage te geven in overheidsinformatie en om daarmee de deelname aan de democratie en overheidsbesluitvorming te bevorderen? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat de WOB niet bedoeld is om burgers via de weg van het vorderen van een dwangsom, financieel voordeel te geven?

Vraag 4

Deelt u de mening dat het genoemde oneigenlijk gebruik van de WOB weliswaar voortvloeit uit de Wet dwangsom maar dat de wijze waarop overheidsinformatie op grond van de WOB moet worden verstrekt geen verband houdt met de dwangsomregeling? Zo ja, deelt u dan tevens de mening dat het beëindigen van het oneigenlijk gebruik van de WOB ook los van een inhoudelijke herziening van de WOB, zoals bijvoorbeeld aangekondigd door de fractie van GroenLinks, geregeld kan worden? Zo ja, hoe en op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Op welke wijze kunnen indieners van een WOB-verzoek, anders dan via de dwangsomregeling, binnen het bestuursrecht afdwingen dat een bestuursorgaan tijdig informatie verstrekt? Acht u deze mogelijkheden afdoende om voor een effectieve werking van de WOB te zorgen? Zo ja, deelt u dan de mening dat het niet per se nodig is dat WOB-verzoeken onder de werking van de Wet dwangsom blijven vallen? Zo nee, waarom acht u die mogelijkheden niet afdoende?

Vraag 6

Deelt u de mening dat de mogelijkheid die op grond van de Wet dwangsom bestaat om bij overschrijding van de beslistermijn in de WOB, zonder eerst bezwaar bij het bestuursorgaan aan te hoeven tekenen, rechtstreeks in beroep te kunnen gaan bij de rechter, ook kan dienen tot het geven van een tijdige WOB-beschikking door het bestuursorgaan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7

Voldoen de gewraakte aanvragen voor een WOB-beschikking in alle gevallen aan de eisen van artikel 4:2 lid 1 onder c van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) waarin is bepaald dat een aanvraag een aanduiding van de gevraagde beschikking moet bevatten?

Vraag 8

Moet een aanvrager gebruik maken van een formulier dat het bestuursorgaan voor een aanvraag heeft vastgesteld (artikel 4:4 AWB)? Zo ja, wat zijn de gevolgen voor de aanvraag indien de aanvrager geen gebruik heeft gemaakt van een door het bestuursorgaan vastgesteld formulier? Zo nee, waarom niet?

Vraag 9

Kan de WOB zodanig worden aangepast dat een aanvraag zonder een vastgesteld formulier niet in behandeling hoeft te worden genomen? Zo ja, acht u dit een werkbare oplossing ter voorkoming van het genoemde oneigenlijk gebruik van de WOB? Zo nee, waarom niet?

Vraag 10

Ziet u mogelijkheden tot het stellen van andere vormeisen ten aanzien van het doen van een WOB-verzoek waardoor oneigenlijk gebruik niet of nauwelijks meer mogelijk wordt? Zo ja, waar denkt u dan aan? Zo nee, waarom niet?

Mededeling

De Kamervragen van de leden Fokke (PvdA) en Oosenbrug (PvdA) over het misbruiken van de Wet openbaarheid van bestuur (2013Z16086) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat nadere afstemming nodig is.

Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.

Naar boven