Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan staatssecretaris van Economische Zaken over
het recht van ieder kind op natuur (ingezonden 28 november 2012).
Antwoord van staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) (ontvangen 16 januari 2013)
Vraag 1
Was u ook zo verheugd dat de koepel van meer dan 1200 natuurorganisaties en 200 overheidsorganisatiesop
op het congres van de International Union for the Conservation of Nature (IUCN) afgelopen
september een bindende motie heeft aangenomen die het recht van ieder kind op contact
met de natuur en op een schoon leefmilieu erkent?1
Antwoord 1
Ja, tenslotte komt het initiatief voort uit een project dat in 2008 is gestart vanuit
een subsidie van de Regeling Draagvlak Natuur aan een coalitie van het Natuurcollege,
Stichting Waarde en IUCN Nederland.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat de motie vraagt er voor te zorgen dat ieder kind toegang heeft
tot natuur als substantieel onderdeel van zijn of haar dagelijkse leven?
Vraag 3
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat 70 procent van de kinderen in Nederland
niet één keer per jaar in de vrije natuur komt?2 Zo ja, welke (tussen)doelen stelt u zichzelf om dit percentage aanzienlijk terug
te dringen en welk tijdpad heeft u daarbij voor ogen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ja, ik deel de zorgen. De gegevens komen uit onderzoek dat mijn ministerie heeft laten
uitvoeren door Alterra, en is later bevestigd door onderzoeken die zijn gedaan in
het kader van het programma Jeugd van het voormalige ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit.
Het in contact brengen van kinderen met de natuur is primair een verantwoordelijkheid
van ouders en opvoeders, en tevens van de school. Niettemin zal ik, daar waar gepast
bij de rol van de overheid, stimuleren dat de voorwaarden om in contact te komen met
natuur worden verbeterd. Ik denk daarbij onder meer aan het stimuleren van een groene
leefomgeving (bijv. via het thema Groen in de Stad), goede toegankelijkheid van natuurgebieden,
goede communicatie over de mogelijkheden voor beleving van natuur, zoals bij bezoekerscentra
in en buiten Nationale Parken, en aan het (doen) verzorgen van Natuur- en Milieu Educatie.
De uitvoering van dergelijk beleid ligt evenwel bij lokale en regionale overheden,
terreinbeherende organisaties als Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, en maatschappelijke
organisaties als het IVN: Het project Oerrr van Natuurmonumenten, Kleine Kanjers,
Scharrelkids. Dit zijn enkele voorbeelden van wat deze organisaties ondernemen op
dit vlak.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het recht op natuur net als andere kinderrechten, zoals het
recht op onderwijs en het recht op spelen, verankerd moet worden in het Verdrag inzake
de Rechten van het kind van de Verenigde Naties? Zo ja, bent u bereid hier actief
voor te pleiten en/of het voortouw in te nemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
De rechten van kinderen op bescherming, op leven en ontwikkeling, op gezondheid en
op recreatie zoals omschreven in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van
het Kind (IVRK), bieden voldoende waarborgen voor het in contact brengen van kinderen
met de natuur. Ouders zijn er in de eerste plaats verantwoordelijk voor dat hun kinderen
in een veilige en geschikte omgeving kunnen opgroeien. De natuur en een schoon leefmilieu
spelen daarin vanzelfsprekend een grote rol. De overheid stimuleert, zoals opgenomen
onder vraag 3, in samenwerking met scholen en gemeenten een gezonde en kindvriendelijke
leefomgeving voor alle kinderen.
Vraag 5
Bent u bereid voor de begrotingsbehandeling Economische zaken, onderdeel Landbouw
en Natuur uiteen te zetten hoe u het recht van ieder kind op natuur en een schoon
leefmilieu gaat uitwerken in Nederland?
Antwoord 5
In de beantwoording van vraag 3 heb ik aangegeven welke stimulansen er zijn om het
contact tussen kind en natuur te versterken, vanuit de overtuiging dat kinderen al
vroeg betrokken moeten worden bij natuur en natuurbeleid en vanuit de wetenschap dat
een groene leefomgeving bijdraagt aan het welzijn, welbevinden en welvaart van mensen
in Nederland.