Vragen van het lid De Boer (VVD) aan de staatssecretarissen van Infrastructuur en
Milieu en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het beheer van de Wadden
(ingezonden 26 oktober 2012).
Antwoord van minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus (Infrastructuur en Milieu)
(ontvangen 27 december 2012) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013,
nr. 566
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Beheer Wadden is rommeltje»?1
Vraag 2
Deelt u de opvatting dat het bevoegd gezag te versnipperd is in het Waddengebied?
Zo nee, waarom niet? Kunt u een gespecificeerd overzicht geven van de instanties die
betrokken zijn bij de besluitvorming, het beheer en de zeggenschap over het Waddengebied?
Antwoord 2
De aard en omvang van de Waddenzee en het Waddengebied leiden er toe dat diverse bestuurlijke
partijen betrokken zijn, elk met hun eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid. De
verantwoordelijkheden van de verschillende bevoegde gezagen zijn mijn inziens helder.
Ik schets u hieronder hoe een en ander is geregeld.
Het nieuwe Regie College Waddengebied (RCW) is gericht op afstemming tussen rijk en
regio over beleid, beheer en investeringen in het Waddengebied. In het RCW zijn alle
bij het Waddengebied betrokken partijen vertegenwoordigd. In de Beheerraad vindt afstemming
plaats over het beheer. Hier kunnen ook vraagstukken over optimalisatie van het beheer
aan de orde komen. Het ministerie van Economische Zaken coördineert dit.
Het ministerie van Economische Zaken is verder het bevoegd gezag voor de Mijnwet,
de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 (waaronder de artikel 20 gebieden
vallen) en de Visserijwet. Op grond van de laatste drie wetten worden grote delen
van de Waddenzee beheerd. Het beheer is gekoppeld aan de desbetreffende wetgeving.
Het ministerie van Economische Zaken is daarnaast verantwoordelijk voor de afstemming
met Denemarken en Duitsland.
De provincies Fryslân, Groningen en Noord-Holland zijn mede verantwoordelijk voor
de vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.
De exacte bevoegdheidsverdeling tussen enerzijds het ministerie en anderzijds de provincies
is geregeld in een specifieke AMvB.
Het ministerie van Infrastructuur en Milieu is bevoegd gezag op basis van de Waterwet.
Voorts heeft dit ministerie beheertaken in de Waddenzee, zoals het uitbaggeren en
markeren van vaargeulen en de kustverdediging. Het beheer over de Waddenzee wordt
uitgevoerd door beide betrokken ministeries.
De natuurgebieden aan de randen van de Waddenzee en op de eilanden worden beheerd
door de terreinbeheerders.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de versnippering in het bevoegd gezag in het Waddengebied leidt
tot onduidelijkheden voor ondernemers en vertraging in de vergunningverlening? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 3
De verantwoordelijkheidsverdeling van het bevoegd gezag in de Waddenzee is helder.
Zie ook het antwoord bij vraag 2. Over het algemeen is daarmee duidelijk onder wiens
bevoegdheid een specifieke vergunningaanvraag valt. Als dit niet onmiddellijk duidelijk
is op basis van de bij vraag 2 vermelde AMvB op grond van de Natuurbeschermingswet,
vindt tussen het ministerie van EZ en de betrokken provincies altijd snel en efficiënt
overleg plaats.
Vraag 4
Wat vindt u van de suggesties van de Nederlandse Vissersbond en VNO-NCW Noord om een
centraal loket op te zetten voor de vergunningverlening in het Waddengebied of om
de coördinatie van vergunningen in het Waddengebied onder te brengen bij de te vormen
Regionale Uitvoeringsdiensten?
Antwoord 4
Ik onderschrijf het principe om te streven naar vereenvoudiging en vermindering van
bureaucratie. Ik verwijs hiervoor ook naar mijn bedoelingen met de Omgevingswet en
de instelling van Regionale Uitvoeringsdiensten. Deze ontwikkelingen geven geen aanleiding
om een centraal loket voor het Waddengebied op te zetten. De vergunningverlening op
grond van het wetsvoorstel natuurbescherming sluit aan bij de omgevingsvergunning.
De provincies worden gestimuleerd om ook het natuurdeel op te nemen in de Regionale
Uitvoeringsdiensten.
Vraag 5
Bent u bereid te onderzoeken of het aantal loketten en instanties in het Waddengebied
kan worden verminderd, waardoor er ook een vermindering plaatsvindt van de regels
en bureaucratie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De afgelopen jaren heeft het kabinet ingezet op vereenvoudiging van de bestuurlijke
organisatie in het Waddengebied. Op dit moment wordt hard gewerkt aan het opstellen
van een Omgevingswet. Hiermee wordt invulling gegeven aan uw wens naar vermindering
van regels en bureaucratie. Een onderzoek naar vermindering van het aantal loketten
en instanties vind ik daarom nu niet nodig.
X Noot
1NRC Handelsblad, 19 oktober 2012