Vragen van het lid Paulus Jansen (SP) aan de minister voor Wonen en Rijksdienst en de staatssecretaris van Financiën over het verruimen van de overgangsperiode voor het omzetten van een bestaande aflossingsvrije hypotheek in een (bank)spaarhypotheek tot 1 april 2013 (ingezonden 11 december 2012).

Antwoord van minister Blok (Wonen en Rijksdienst), mede namens de staatssecretaris van Financiën (ontvangen 19 december 2012).

Vraag 1

Wat zijn de fiscale kosten in 2013 en op langere termijn indien alle eigen woningbezitters met een (deels) aflossingsvrije hypotheek deze voor 1 april 2013 omzetten in een (bank)spaarhypotheek?1

Vraag 2

Van welk percentage omzetting is uitgegaan bij de indiening van de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning?

Vraag 3

Van welk percentage gaat u uit na de verruiming van de overgangstermijn tot 1 april 2013?

Vraag 4

Hoe groot zijn de fiscale kosten in 2013 en later van de verruimde overgangstermijn?

Vraag 5

Wat is de dekking voor deze aftrekpost

Antwoord 1 tot en met 5

In de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel Wet herziening fiscale behandeling eigen woning is een overgangstermijn aangekondigd waardoor belastingplichtigen die op 31 december 2012 een eigen woning en een eigenwoningschuld hebben nog tot 1 april 2013 de tijd krijgen om een in box 1 vrijgestelde kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning of beleggingsrecht eigen woning (hierna gezamenlijk aan te duiden als KEW) af te sluiten. De budgettaire derving als gevolg van de introductie van deze overgangsregeling, zal in 2013 en op lange termijn naar verwachting nihil zijn. Hierbij is verondersteld dat een eigenwoningbezitter met een aflossingsvrije hypotheek er bewust voor heeft gekozen geen KEW af te sluiten en niet te sparen, maar te consumeren. Immers, als een eigenwoningbezitter zou sparen en zijn spaarbedrag boven het heffingsvrije vermogen uitkomt, dan is de eigenwoningbezitter belasting verschuldigd, terwijl een KEW in beginsel tot een bedrag van € 154.000 per belastingplichtige (in 2012) is vrijgesteld van heffing in box 1. Vanwege de rangorde in de Wet inkomstenbelasting 2001 vormt de KEW daardoor ook geen onderdeel van de heffingsgrondslag in box 3. Dat betekent dat mag worden verondersteld dat een eigenwoningbezitter met een aflossingsvrije hypotheek thans niet of nauwelijks inkomstenbelasting in box 3 zal zijn verschuldigd. De huidige eigenwoningbezitters met een aflossingsvrije hypotheek hebben altijd de keuze gehad om naast hun hypotheek een KEW af te sluiten. Het vervallen van de mogelijkheid een KEW aan te gaan, is voor deze eigenwoningbezitters dan ook geen logische reden om over te willen stappen op een KEW. Maar ook al zouden zij er alsnog voor kiezen om een KEW aan te gaan, dan blijft de situatie wat betreft de heffing van inkomstenbelasting ongewijzigd: zij waren in de situatie met een aflossingsvrije hypotheek geen belasting over in box 3 opgebouwd vermogen verschuldigd en zijn dat in de nieuwe situatie met een KEW evenmin (en ook geen heffing in box 1 omdat de KEW daar is vrijgesteld). Verondersteld is derhalve dat het aantal eigenwoningbezitters dat alsnog een KEW zou afsluiten beperkt is, en bovendien geen effect heeft op de budgettaire derving van deze overgangstermijn.


X Noot
1

Memorie van Antwoord 33 405, Eerste Kamer, 7 december 2012

Naar boven