Vragen van de leden Verhoeven (D66) en Ulenbelt (SP) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over aanstaande facturen van de product- en bedrijfschappen (ingezonden 1 november 2012).

Antwoord van minister Kamp (Economische Zaken), mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 19 december 2012).

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van het feit dat publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties (PBO’s) als het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) al berichten aan het versturen zijn aan de heffingsplichtigen over de zogenaamde heffingsverordening 2013?

Antwoord

Ja.

Vraag 2, 3 en 4

Wanneer vindt de in het regeerakkoord aangekondigde opheffing van de productschappen plaats? Is het redelijk dat de schappen in ieder geval afzien van heffingen in 2013 als er reserves zijn? Zo nee, waarom niet?

Bent u het ermee eens dat ondernemers en bedrijven recht hebben op meer duidelijkheid over hun verplichte bijdrage aan de schappen en dat het regeerakkoord deze duidelijkheid niet biedt?

Wanneer zal de laatste keer zijn dat de PBO’s hun jaarlijkse factuur sturen? Welk jaar zal voor het laatst geïnd worden?

Antwoord

Conform het Regeerakkoord zullen de product- en bedrijfschappen worden opgeheven. Publieke taken die nu binnen de PBO worden uitgevoerd, zullen vanaf 2014 worden uitgevoerd door het ministerie van Economische Zaken. Onder publieke taken worden verstaan: medebewindstaken (taken die voortvloeien uit wet- en regelgeving), autonome taken die betrekking hebben op de bevordering van plant- en diergezondheid en dierenwelzijn, en autonome taken die betrekking hebben op voedselveiligheid en gezondheid. Momenteel ga ik na op welke wijze de publieke taken het best kunnen worden ondergebracht. Daarnaast wil ik direct starten met het op opheffing gerichte wetgevingstraject. Bij de opheffing van de product- en bedrijfschappen spelen verschillende zaken die om een zorgvuldige afweging vragen. In 2013 zullen de benodigde stappen verder worden uitgewerkt.

Tot het moment van opheffing vormen de schappen bestuurslichamen met een eigen bestuur, verantwoordelijkheid en de bevoegdheid om heffingen op te leggen. Hierop wordt overeenkomstig de wet op de bedrijfsorganisatie toegezien door de SER, waarbij de omgang met publieke gelden als bijzonder aandachtspunt geldt. In verband met de door de schappen zelf te financieren afwikkeling, kan nu nog niet worden bepaald of en in welke mate het redelijk is dat schappen afzien van het opleggen van heffingen als er reserves zijn, omdat die reserves mogelijk niet toereikend zijn voor het voldoen aan al hun (langlopende) verplichtingen. Tot de uiteindelijke opheffing van de schappen kunnen dus mogelijk nog heffingen moeten worden opgelegd.

Naar boven