Vragen van het lid Bruins Slot (CDA) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een antidopingcommissie in het Nederlandse wielrennen (ingezonden 12 november 2012).

Antwoord van minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 13 december 2012).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie (KNWU) een commissie tegen doping wil lanceren?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat uw ministerie betrokken wordt bij de samenstelling en formulering van de opdracht van deze antidopingcommissie? Zo ja, wat houdt deze betrokkenheid in?

Antwoord 2

Per 1 december 2012 is de «onderzoeks- en adviescommissie antidoping aanpak» ingesteld. De opdrachtgevers zijn de KNWU en het NOC*NSF gezamenlijk. De commissie staat onder leiding van Winnie Sorgdrager, lid van de Raad van State. De andere twee commissieleden zijn Edwin Goedhart (sportarts in het betaald voetbal en lid van de medisch ethische commissie van de Vereniging van Sportgeneeskunde) en Maarten van Bottenburg (hoogleraar Sportontwikkeling aan de Universiteit van Utrecht).

De betrokkenheid van mijn departement is drieledig. Er is meegedacht over de opdrachtformulering en de samenstelling van de commissie. Daarnaast zal ik het werk van de commissie faciliteren door, tot maximaal een derde van de kosten, subsidie te verlenen. Ten derde zal mijn departement participeren in de begeleidingscommissie met als taak het verstrekken van relevante informatie aan de leden van de onderzoekscommissie en het fungeren als intermediair, adviseur en klankbord voor de commissie.

Vraag 3

Krijgt de commissie formeel toegang tot de benodigde (justitiële) informatie, zoals het proces-verbaal waaruit NRC Handelsblad citeerde?2

Antwoord 3

Centraal in het onderzoek staat het zicht krijgen op het functioneren van het (anti)-doping systeem, niet het opsporen van individuele overtreders. Vooralsnog is er geen indicatie dat Nederlandse justitiële informatie uit lopende zaken relevant zal zijn voor de uitoefening van de toekomstige taken van de commissie. Daarnaast gaf ik in mijn antwoord op eerdere vragen over het gebruik van doping reeds aan dat justitiële informatie uit afgeronde onderzoeken die van belang is voor de bestuurlijke aanpak, via een bestuurlijke rapportage met relevante partners kan worden gedeeld.

Het proces-verbaal dat genoemd wordt in het artikel uit het NRC Handelsblad is afkomstig van de Oostenrijkse recherche. Ik kan mij verder niet uitlaten over de bevoegdheden van buitenlandse justitiële autoriteiten om dergelijke informatie te delen.

Vraag 4

Wat kan volgens u de meerwaarde van de voorgestelde antidopingcommissie zijn? Welke informatie kan een dergelijke commissie boven tafel krijgen waar bijvoorbeeld de Dopingautoriteit niet aan kan komen? Waar zitten hier de verschillen in?

Antwoord 4

De opdracht van de commissie is onderzoek te doen naar de feiten en bevindingen ten aanzien van de «dopingcultuur» en de antidoping aanpak zoals die in de Nederlandse wielersport functioneerde c.q. op dit moment functioneert. Dit onderzoek dient zoveel mogelijk de gangbare praktijken en systemen zichtbaar te maken, tekortkomingen bloot te leggen en te laten zien welke stappen inmiddels gezet zijn en nog gezet moeten worden en met concrete aanbevelingen c.q. voorstellen te komen ter verbetering van de huidige anti doping aanpak, dit binnen de context van het beleid van NOC*NSF, de rijksoverheid en de mondiale ontwikkelingen van de wielersport.

De meerwaarde van de commissie ligt met name in het feit dat getuigenissen en verklaringen kunnen worden afgelegd op basis van vertrouwelijkheid en anonimiteit. Ik deel de mening van de opdrachtgevers dat hierdoor de mogelijkheden toenemen om informatie over structurele dopingproblemen en een dopingcultuur binnen de wielrennerij te achterhalen.

Bij de Dopingautoriteit is deze werkwijze niet mogelijk omdat zij altijd een tuchtrechtelijk traject zal moeten starten indien zij kennis heeft van mogelijke overtredingen van het dopingreglement.

De commissie zal gehoorde personen adviseren eventuele overtredingen te melden bij de Dopingautoriteit, met de mogelijkheid dat dit tot strafvermindering kan leiden op grond van de bepalingen ter zake in de Wereld Anti Doping Code.

Vraag 5

Deelt u de mening dat het vreemd zou zijn als een incidentele antidopingcommissie meer bloot zou kunnen leggen dan de Dopingautoriteit, die structureel het probleem van doping in de sport zou moeten aanpakken? Bent u bereid hier stappen op te nemen zodat ook de Dopingautoriteit in staat gesteld wordt haar taken voldoende uit te kunnen voeren?

Antwoord 5

Neen, gezien het antwoord op de voorgaande vraag, deel ik deze mening niet.

De taken van de Dopingautoriteit zijn gericht op het opsporen en (laten) vervolgen van individuele overtredingen van het dopingreglement. De Dopingautoriteit kan deze taken op basis van de huidige bevoegdheden op goede en adequate wijze uitvoeren, en doet dit ook. Ik zie dan ook geen aanleiding om op dit punt stappen te ondernemen.

Vraag 6

Kunt u aangeven op welke wijze de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) betrokken is bij de bestrijding van doping, bijvoorbeeld via de aanpak van handel in illegale medicijnen? Hoeveel inspecteurs bemoeien zich met het aanpakken van handel in doping en illegale medicijnen?

Antwoord 6

Bureau Opsporing is de opsporingseenheid van de handhavingsorganisatie Inspectie voor de Gezondheidszorg. Om haar werk optimaal te kunnen uitvoeren werkt Bureau Opsporing samen met een aantal ketenpartners zoals het Openbaar Ministerie, de douane, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst en de politie. Met deze partners zijn concrete afspraken gemaakt over uitwisseling en aanpak van zaken en informatiedeling. Indien het Bureau Opsporingsdienst een redelijk vermoeden heeft dat op het terrein van doping of van de handel in illegale medicijnen er sprake is van een strafbaar feit, dan wordt indien mogelijk en in overleg met het Openbaar Ministerie een opsporingsonderzoek gestart. Dit gebeurt vaak in nauwe samenwerking met voornoemde ketenpartners.

In totaal zijn er tien medewerkers van de Inspectie voor de Gezondheidszorg die zich allemaal bezig kunnen houden met illegale medicijnen, maar zij doen ook nog andere zaken. Het afgelopen jaar hebben zich 3 fte fulltime met illegale geneesmiddelen bezig gehouden. In 2012 zijn er drie onderzoeken betreffende dopinggeduide middelen gestart en afgerond.

Vraag 7

Kunt u de Kamer ruim voor het wetgevingsoverleg Sport van 17 december a.s. informeren over de opdracht en samenstelling van de antidopingcommissie?

Antwoord 7

Zie de antwoorden op de vragen 2 en 4.

Vraag 8

Kunt u de antwoorden op deze vragen en de antwoorden op eerder gestelde vragen over schone sport3 ruim voor het wetgevingsoverleg Sport naar de Kamer sturen?

Antwoord 8

Ja.


X Noot
1

Volkskrant d.d. 7 november 2012, «KNWU lanceert commissie tegen doping»

X Noot
2

NRC Handelsblad, d.d. 6 november 2012

X Noot
3

2012Z17368, d.d. 12 oktober 2012

Naar boven