Vragen van het lid Heerma (CDA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht verdere bezuiniging kinderopvangtoeslag negatief effect op participatie en emancipatie (ingezonden 8 november 2012).

Antwoord van minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 28 november 2012).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Verdere bezuiniging op kinderopvang heeft negatief effect op emancipatie» op basis van het Nationale Werkonderzoek 2012 van Jobtrack?1

Antwoord:

Ja.

Vraag 2

Wat is uw reactie op de verwachte sterke afname van de arbeidsparticipatie van met name jonge vrouwen bij bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag?

Antwoord:

In het bericht wordt aangegeven dat ouders verwachten te stoppen met werken of minder te gaan werken bij een verdere bezuiniging op de kinderopvangtoeslag. Ik vind dit een zorgelijk signaal. Het geeft aan dat veel ouders moeite hebben met de bezuinigingen en dat ouders nadenken over de wijze waarop ze arbeid en zorg combineren.

Het in een enquête aangegeven voornemen hoeft echter niet te betekenen dat ouders ook daadwerkelijk minder uren gaan werken of stoppen. De cijfers waarover ik beschik laten zien dat de ontwikkeling in arbeidsparticipatie van vaders en moeders met jonge kinderen redelijk stabiel is in 2012. Hoe de ontwikkeling in de laatste maanden van het jaar en in 2013 zal zijn, is op voorhand niet te zeggen. Ik zal de ontwikkelingen zorgvuldig blijven monitoren en elk kwartaal een brief aan de Kamer sturen met de meest recente cijfers over de ontwikkelingen in het gebruik van kinderopvang en de arbeidsparticipatie.

Vraag 3

Hoe verklaart u dat 34 procent van de vrouwen en 30 procent van de mannen zegt te stoppen met werken of zegt minder te gaan werken?

Antwoord:

De bezuinigingen van de afgelopen jaren hebben als gevolg gehad dat ouders meer zijn gaan betalen voor het gebruik van kinderopvang. Een consequentie hiervan is dat ouders nadenken over de wijze waarop ze arbeid en zorg combineren. Dat kan ertoe leiden dat ouders overwegen minder te gaan werken of zelfs te stoppen. In de praktijk zien we dat ouders de combinatie arbeid en zorg anders inrichten door bijvoorbeeld andere werktijden of minder gebruik te maken van formele opvang. Zoals in het antwoord op vraag 2 staat, is er tot nu toe geen indicatie dat de arbeidsparticipatie van ouders verandert als gevolg hiervan.

Vraag 4

In aanmerking genomen dat in het regeerakkoord de kinderopvangtoeslag wordt benoemd als middel om de arbeidsparticipatie te verhogen, hoeveel geld trekt u uit om de aangekondigde bezuinigingen voor 2013 terug te draaien?

Antwoord:

In het regeerakkoord zijn geen middelen beschikbaar gesteld om de bezuinigingen voor 2013 terug te draaien.

Vraag 5

Deelt u de mening dat de minimale bijdrage van 1/3 in de kinderopvangkosten voor het eerste kind behouden moet blijven?

Antwoord:

Tot nu toe bestond een minimum van 33,3% kinderopvangtoeslag tot aan de maximaal te vergoeden uurprijs voor alle inkomens voor het eerste kind. Het gevolg hiervan was dat ouders met de hoogste inkomens altijd deze minimale toeslag kregen en er geen mogelijkheid was om hen bij te laten dragen aan de bezuinigingen. Door de vaste voet af te bouwen, is het mogelijk om alle inkomens te laten bijdragen aan de bezuinigingen.

Vraag 6

Kunt u deze vragen in ieder geval beantwoorden voor de begrotingsbehandeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid?

Antwoord:

Ja.


X Noot
1

Intelligence-group, 6 november 2012

Naar boven