Vragen van het lid Schouw (D66) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het niet door de Kroon vernietigen van de programmabegroting 2012 van de gemeente Haaksbergen (ingezonden 7 november 2012).

Antwoord van minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 23 november 2012)

Vraag 1

Kent u het verzoek van de fractievoorzitters van Leefbaar Haaksbergen en D66 om de programmabegroting 2012 van de gemeente Haaksbergen voor te dragen voor vernietiging bij de Kroon?

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Bent u van mening dat de programmabegroting 2012 voldoet aan de vereisten zoals vastgelegd in het Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies? (BBV) Zo nee, hoe beoordeelt u de constatering van uw ambtsvoorganger op dit dossier?1 Zo ja, waarom?

Antwoord 2

Nee. Ik kan mij vinden in het oordeel van mijn ambtsvoorganger.

Vraag 3

Wat is uw reactie op de constatering van Gedeputeerde Staten (GS) van Overijssel, dat de programmabegroting 2012 van Haaksbergen op onderdelen inderdaad niet voldoet aan het BBV? Hoe beoordeelt u dat het besluit van de provincie dat pas in de programmabegroting 2013 op alle onderdelen moet worden voldaan aan de betreffende wet- en regelgeving?2

Antwoord 3

Ik ben van mening dat GS van Overijssel een goede afweging heeft gemaakt. Ondanks dat de programmabegroting 2012 van Haaksbergen op onderdelen niet voldoet aan het BBV is deze naar het oordeel van GS materieel wel in evenwicht.

De provincie Overijssel heeft het financieel toezicht op gemeenten risicogeoriënteerd en proportioneel ingericht, het maken van verbeterafspraken ten aanzien van de programmabegroting 2013 past in deze lijn.

Vraag 4

Deelt u de mening van de verzoekers dat de programmabegroting 2012 niet realistisch en niet structureel in evenwicht is? Zo ja, welke conclusies trekt u hieruit? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Het beoordelen van de programmabegroting van een gemeente is een taak die in de gemeentewet is opgedragen aan de financiële toezichthouder, in casu de provincie. Ik zie geen aanleiding om op de stoel van de provincie te gaan zitten. Ik vertrouw op het oordeel van GS van Overijssel zoals verwoord in het ambtsbericht van 25 september 2012 waar u in vraag 3 aan refereert.

Vraag 5

Op welke wijze heeft uw ministerie zelf onderzoek gedaan naar de stand van zaken betreffende de programmabegroting in de gemeente Haaksbergen? Heeft dit onderzoek meer om het lijf gehad dan correspondentie met GS?3 Zo ja, op welke wijze is het onderzoek uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Het verzoek om vernietiging ging gepaard met de nodige informatie en daarnaast is ambtsbericht opgevraagd bij de provincie. Uit deze stukken komt naar mijn mening voldoende naar voren dat de provincie op een verantwoorde wijze haar financieel toezicht richting de gemeente Haaksbergen heeft ingevuld.

Vraag 6

Bent u van mening dat GS de provinciale toezichtstaak adequaat heeft uitgevoerd? Zo ja, waarom? Zo nee, welke conclusies trekt u daaruit?

Antwoord 6

Ja. Het uitgeoefende toezicht past binnen het door de toezichthouders vastgestelde Gemeenschappelijk Financieel toezichtkader «Zichtbaar Toezicht». Het toezichtkader is van toepassing op het financiële toezicht van de provincies op de gemeenten en van mij, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op de provincies.

Vraag 7

Op welke wijze houdt u toezicht op de gestelde eisen dat de programmabegroting 2013 op alle onderdelen moet voldoen aan wet- en regelgeving?

Antwoord 7

Niet de minister van BZK is de financiële toezichthouder op de begroting van gemeenten maar GS van de provincie. Zoals gezegd zie ik geen aanleiding om in het voorliggende geval het toezicht over te doen of over te nemen. Ik ga ervan uit dat GS in staat is ervoor te zorgen dat de gemaakte afspraken worden nagekomen.


X Noot
1

Brief van 23 oktober 2012, kenmerk 2012–0000596504

X Noot
2

Brief van 25.09.2012, kenmerk 2012/0212549

X Noot
3

Brief van 23 oktober 2012, kenmerk 2012–0000596504

Naar boven