Vragen van het lid Marcouch (PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de aanpak van homogeweld als prioriteit bij de nationale politie (ingezonden 4 september 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 26 oktober 2012)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 87

Vraag 1

Kent u de berichten «Inwoner Helmond slachtoffer anti-homogeweld»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat de in bericht genoemde homoseksuele man al zeven weken lang niet terug durft naar zijn huis? Zo ja, deelt u de mening dat een ongestoord en veilig woongenot het recht van iedere Nederlander is? Zo nee, wat is er dan niet waar aan het in het bericht gestelde?

Antwoord 2

De politie heeft kennis genomen van het feit dat betrokkene heeft aangegeven niet meer in zijn woning doch elders te verblijven. Ik deel de mening dat een ongestoord en veilig woongenot het recht van iedere Nederlander is.

Vraag 3

Zijn over deze zaak bij de politie meldingen dan wel aangiften gedaan? Zo ja, wat is er met daar concreet mee gebeurd?

Antwoord 3

Door zowel betrokkene als omwonenden is aangifte gedaan. De politie is naar aanleiding van deze aangiften een onderzoek gestart en heeft dit naar het openbaar ministerie (OM) te Den Bosch gezonden. Het OM heeft onlangs besloten om geen vervolging in te stellen naar aanleiding van deze aangiften. Voor een toelichting op deze besluiten verwijs ik naar mijn antwoord op vragen 4 en 5.

Vraag 4

Deelt u de mening dat dit nieuwe voorbeeld van anti-homogeweld eens te meer benadrukt dat u in het kader van de nationale politie ervoor moet zorgen dat er een optimaal en uniform landelijk beleid komt voor de aanpak van anti-homogeweld? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Binnen de nationale politie zal er landelijk zicht zijn op (de aanpak van) anti-homogeweld. Daarbij kunnen lokale best practises landelijk worden uitgerold. De korpsleiding is aanspreekbaar op de resultaten en heeft ter ondersteuning op landelijk niveau expertise ( huidige LECD), informatie en stuurkracht voorhanden. De politie pakt, in overeenstemming met de prioriteiten die zijn gesteld door het gezag, veiligheidsproblemen zoals anti-homogeweld effectief en slagvaardig aan middels een probleemgerichte benadering en het werken vanuit (tijdelijke) interventieteams/netwerken.

Het OM heeft mij meegedeeld dat in deze zaak uit het strafrechtelijk onderzoek geen aanwijzingen blijken van discriminatie vanwege de homoseksuele geaardheid van betrokkene(n). Verder zijn er geen signalen bekend waaruit blijkt dat veiligheid en het welzijn van betrokkene(n) in het geding zouden zijn.

Vraag 5

Deelt u de mening of tenminste het gevoel van het slachtoffer dan er met zijn zaak niets gedaan is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Nee, alle beschikbare mogelijkheden en middelen zijn ingezet om te komen tot een adequate oplossing van deze casus. In overleg met de diverse maatschappelijke partijen waaronder de gemeente Helmond en de woningbouwcoöperatie is getracht te komen tot een voor alle partijen bevredigende oplossing. Die oplossing was niet voorhanden. De politie is daarnaast naar aanleiding van deze aangiften een onderzoek gestart en heeft dit ter beoordeling naar het OM gezonden. De aangiften zijn om verschillende redenen geseponeerd. Voor sommige feiten was onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Bij een van de feiten is sprake van medeschuld van de benadeelde, waarbij bovendien ander dan strafrechtelijk ingrijpen prevaleert. Dat deze onderzoeken niet hebben geleid tot vervolging, betekent niet dat er niets met de zaken is gedaan.

Vraag 5

Deelt u de mening van het genoemde raadslid uit Helmond dat de zaak door gemeente en politie van begin af aan niet serieus is aangepakt en  is gebagatelliseerd door te spreken van een burenconflict? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat dit wederom een teken is dat er binnen de nationale politie specifieke capaciteit dient te worden vrijgemaakt voor politiemensen die gespecialiseerd zijn in het voorkomen en opsporen van homogerelateerde delicten en die kunnen zorgen voor een hogere aangiftebereidheid bij dergelijke delicten («Roze in blauw»)? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Ik verwijs u hier naar de antwoorden op vraag 4 en vraag 5 van deze Kamervragen.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Marcouch (PvdA), ingezonden 3 september 2012 (vraagnummer 2012Z15531)

Naar boven