Vragen van het lid Van Laar (PvdA) aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht dat met subsidie Sapph-lingerie in Afrika zal worden verkocht (ingezonden 21 augustus 2013).

Antwoord van minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 30 augustus 2013)

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van het bericht «Rob Heilbron gaat met subsidie Sapph-lingerie verkopen in Afrika»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Kunt u aangeven welke subsidie is verstrekt en voor welk bedrag?

Kunt u aangeven wat de afwegingen zijn om deze subsidie te verlenen en op deze manier deze vorm van handel te subsidiëren?

Antwoord 2 en 3

Er is aan Dhr. Heilbron geen subsidie verstrekt, noch heeft hij een aanvraag ingediend.

Vraag 4

Wat is uw oordeel over de keuze voor de landen Marokko, Ethiopië, Uganda, Tanzania, Rwanda en Ghana, zoals in het artikel genoemd, op basis van het gegeven dat deze landen «subsidiegevoelig» zijn?

Antwoord 4

Dhr. Heilbron heeft in een nadere reactie laten weten dat zijn uitspraken in het Quote interview verkeerd zijn weergegeven. Met subsidiegevoeligheid bedoelde Dhr. Heilbron investeringsvoordelen die de nationale overheid ter plaatse buitenlandse ondernemers biedt, zoals belastingvoordelen en vrijstellingen bij het betalen van importheffingen.

Vraag 5

Wat is uw oordeel over de uitspraken in het artikel; «Daarnaast hebben we gekeken naar landen die belastingtechnisch interessant zijn, dat er geen importheffingen zijn, geen winstbelasting of dat er tax free-situaties zijn»?

Antwoord 5

Ik vind het niet vreemd dat ondernemers naar deze aspecten kijken in de afweging om ergens te gaan investeren. Van Nederlandse ondernemers in het buitenland verwacht de Nederlandse overheid wel dat ze fatsoenlijk zaken doen, met inachtneming van nationale wetgeving en van de OESO-richtlijnen ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Vraag 6 en 7

Kunt u aangeven welk deel van het totale subsidiebudget naar deze vorm van handel gaat?

Kunt u aangegeven op welke wijze deze vorm van handel bijdraagt aan de ontwikkeling van de genoemde landen, nu de producten onder meer afkomstig zijn uit «oude voorraad» en het tevens, voor zover uit het artikel op te maken valt, niet gaat om lokaal te produceren goederen?

Antwoord 6 en 7

Voor deze vorm van handel is geen OS budget beschikbaar gesteld.

Naar boven