Vragen van het lid Van Raak (SP) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het voornemen in Amsterdam om leden van bestuurscommissies exorbitante beloningen te geven (ingezonden 5 juni 2013).

Antwoord van minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 26 augustus 2013). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2661.

Vraag 1

Bent u bereid afstand te nemen van het voornemen van de gemeente Amsterdam om leden van bestuurscommissies per vergadering 1.373 tot 1.555 euro te geven?1

Antwoord 1

Ja. Naar aanleiding van de berichtgeving in de media over de voornemens ter zake, treed ik in overleg met de gemeente. Ik zal u van de uitkomsten hiervan berichten.

Vraag 2

Waarom heeft de gemeenten Amsterdam de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN) ingehuurd om dit exorbitante bedrag vast te stellen?

Antwoord 2

Het is aan de gemeente Amsterdam om te bepalen of en door wie zij zich laat adviseren.

Vraag 3

Hoeveel heeft dit omvangrijke onderzoek door de AWVN in totaal gekost?

Antwoord 3

De kosten van het advies zijn mij niet bekend, maar ook dit is een Amsterdamse aangelegenheid.

Vraag 4

Hoe verhoudt het voornemen van de gemeente Amsterdam om leden van bestuurscommissies per vergadering 1.373 tot 1.555 euro te geven zich tot de bezuinigingen die de gemeente moet doorvoeren op sociaal beleid?

Antwoord 4

Ik kan niet in die afweging treden. Ook dit is een zaak voor de lokale politiek, met inachtneming van het wettelijk kader.

Vraag 5

In hoeverre voldoen de plannen van de gemeente Amsterdam voor de instelling van bestuurscommissies aan de nieuwe wet waarin de mogelijkheid tot instelling van deelraden (stadsdelen) is afgeschaft?

Antwoord 5

Het instellen van bestuurscommissies berust op artikel 83 Gemeentewet. De besluitvorming van de gemeente Amsterdam is echter nog niet afgerond. De regeling van de rechtspositie is een wezenlijk onderdeel van de totale besluitvorming, zodat nog geen finaal oordeel kan worden geveld. Zie verder het antwoord op vraag 1.

Naar boven