Vragen van het lid Dijsselbloem (PvdA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de rol van de medezeggenschapsraden bij het oprichten van samenwerkingsverbanden ten aanzien van passend onderwijs (ingezonden 22 augustus 2012).

Antwoord van minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 11 oktober 2012).

Vraag 1

Bent u bekend met signalen uit medezeggenschapsraden in het onderwijs, waaruit blijkt dat zij niet worden betrokken bij het oprichten en vormgeven van samenwerkingsverbanden in het kader van passend onderwijs?

Antwoord 1

Op dit moment heb ik geen signalen ontvangen dat medezeggenschapsraden niet zouden worden betrokken bij de invoering van passend onderwijs. In de meeste samenwerkingsverbanden verloopt het proces om te komen tot de inrichting van het samenwerkingsverband en tot de inhoudelijke uitwerking van passend onderwijs constructief, al is er variatie in voortgang en tempo. Medezeggenschapsraden worden op verschillende momenten betrokken, bijvoorbeeld via informatiebijeenkomsten, een verzoek om advies of een uitnodiging om deel te nemen in een werkgroep medezeggenschap. Dit wordt vanuit het ministerie ook ondersteund.

Vraag 2

Op welke wijze houdt de onderwijsinspectie een vinger aan de pols wat betreft het functioneren van de medezeggenschap rond de oprichting en het ontwikkelen van beleid van de samenwerkingsverbanden?

Antwoord 2

De onderwijsinspectie houdt geen toezicht op het functioneren van de medezeggenschap rond de oprichting van het samenwerkingsverband.

Wel voeren vanuit het ministerie accountmanagers regelmatig overleg met de samenwerkingsverbanden in oprichting. In het kader van dit overleg komt ook de medezeggenschap aan de orde, met name de inrichting van de ondersteuningsplanraad. Langs deze weg kan de vinger aan de pols gehouden worden.

Verder wordt een steunpunt medezeggenschap passend onderwijs ingesteld dat de inrichting van de medezeggenschap in de samenwerkingsverbanden helpt ondersteunen.

Vraag 3 en 4

Hebben medezeggenschapsraden in het onderwijs krachtens artikel 11 sub d van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) adviesbevoegdheid bij de oprichting en vormgeving van samenwerkingsverbanden?

Indien dit niet het geval is, waarom is artikel 11 sub d WMS (het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking met een andere instelling, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake) in casu niet van toepassing?

Antwoord 3 en 4

Een adviesbevoegdheid van de medezeggenschapsraad is volgens artikel 18, eerste lid, onderdeel a van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) niet van toepassing, «voor zover de desbetreffende aangelegenheid voor de school reeds inhoudelijk is geregeld in een bij of krachtens wet gegeven voorschrift».

In het wetsvoorstel passend onderwijs is vastgelegd dat bevoegde gezagsorganen van scholen een samenwerkingsverband passend onderwijs moeten oprichten, met wie zij dat moeten doen, wat het doel en de taken van het nieuwe samenwerkingsverband zijn, dat het moet gaan om een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zonder winstoogmerk en binnen welke termijn het samenwerkingsverband moet zijn opgericht. Daarmee is de oprichting van de samenwerkingsverbanden een aangelegenheid die reeds inhoudelijk is geregeld in wettelijke voorschriften. De medezeggenschapsraden hebben daarom geen adviesbevoegdheid bij de oprichting van de samenwerkingsverbanden.

Ouderorganisaties en vakbonden hebben aangegeven dat zij zich zorgen maken dat aspecten van de inrichting van een rechtspersoon invloed hebben op de besluiten in het ondersteuningsplan. Ik wil niet voorbij gaan aan de zorg dat in statuten zaken worden vastgelegd die de mogelijkheden van inspraak van de ondersteuningsplanraad op het ondersteuningsplan inperken. De wijze waarop de ondersteuning in de regio vorm krijgt ligt vast in het ondersteuningsplan en daarop heeft de ondersteuningsplanraad instemmingsrecht. Ik ga ervan uit dat inhoudelijke keuzes hun weerslag krijgen in het ondersteuningsplan. De inspraak van de ondersteuningsplanraad op het ondersteuningsplan kan niet beperkt worden door wat in statuten van het samenwerkingsverband wordt vastgelegd.

Vraag 5

Bent u bereid via de organisaties van schoolbesturen en werkgevers aandacht te vragen voor de medezeggenschap in de oprichting van samenwerkingsverbanden?

Antwoord 5

Ja. Zie verder het antwoord op vraag 6.

Vraag 6

Welke andere maatregelen gaat u treffen om te voorkomen dat ouders, leerlingen en leerkrachten zonder enige betrokkenheid en/of inbreng worden geconfronteerd met een voldongen feit, te weten een opgericht en vormgegeven samenwerkingsverband door het schoolbestuur?

Antwoord 6

De regering acht het van groot belang dat ouders, leerlingen en leraren inspraak hebben op de wijze waarop de ondersteuning in de regio gestalte krijgt. De wijze waarop de ondersteuning in de regio vorm krijgt, wordt vastgelegd in het ondersteuningsplan en daarop heeft de ondersteuningsplanraad instemmingsrecht. De inspraak van de ondersteuningsplanraad op het ondersteuningsplan kan niet beperkt worden door wat in statuten van het samenwerkingsverband wordt vastgelegd.

Verder is het wenselijk dat samenwerkingsverbanden de medezeggenschapsraden betrekken bij de voorbereiding en bij de inrichting van de ondersteuningsplanraad (die wordt gevormd door en uit de medezeggenschapsraden). Om te bereiken dat de ondersteuningsplanraad goed van de grond komt heb ik met ouderorganisaties, vakbonden en sectorraden afspraken gemaakt over het tijdig en volwaardig betrekken van ouders, leerlingen en leraren bij de vorming van de ondersteuningsplanraad.

De organisaties zullen gezamenlijk invulling geven aan een landelijk steunpunt voor medezeggenschap passend onderwijs, dat ondersteuning biedt bij de vormgeving en inrichting van de medezeggenschap en de stand van zaken in de regio’s bijhoudt. Ook vanuit het ministerie zal aandacht besteed worden aan tijdige inrichting van de ondersteuningsplanraden.

Naar boven