Vragen van de leden Voordewind (ChristenUnie), Van der Staaij (SGP), De Roon (PVV), Van Ojik (GroenLinks), Omtzigt (CDA) en Van Bommel (SP) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de nieuwe NGO-wet in Egypte (ingezonden 6 juni 2013).

Antwoord van minister Timmermans (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 16 juli 2013)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Concerns: Law on Associations» van Amnesty International?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het wetsvoorstel, ondanks eerdere aanpassingen, nog altijd elementen bevat die zowel de vrijheid van meningsuiting als de vrijheid van vergadering, onder meer vastgelegd in Artikel 22 lid 1 van het BuPo-verdrag en Artikel 9 van het Afrikaans handvest voor de rechten van mens en volken, schenden?

Antwoord 2

De beperkingen in het Egyptische NGO-wetsvoorstel lijken in strijd te zijn met de internationale verplichtingen van Egypte en dan met name de vrijheden van vereniging en vergadering. Evenals de geldende regelgeving laat het meest recente wetsontwerp ruimte bestaan voor een interpretatie waarbij het maatschappelijk middenveld gecontroleerd wordt door de overheid. Het wetsvoorstel heeft daarmee de potentie om schade toe te brengen aan het maatschappelijke middenveld.

Vraag 3

Deelt u de mening dat met dit wetsvoorstel de vrijheid om onderzoek te doen naar – en het bevorderen van- de mensenrechten ernstig wordt beknot? Welke consequenties heeft dit wetsvoorstel in uw optiek voor NGOs werkzaam in Egypte?

Antwoord 3

Zie het antwoord op vraag 2.

Vraag 4

Deelt u de zienswijze van Amnesty International dat, indien dit wetsvoorstel wordt aangenomen, het Morsi-regime op een vergelijkbare wijze met onafhankelijke mensenrechtenorganisaties omgaat als onder president Mubarak gebeurde? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Zie het antwoord op vraag 2.

Vraag 5

Heeft het aannemen van dit wetsvoorstel consequenties voor de houding van de regering ten opzichte van Egypte conform het beleid «less for less, more for more»? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Benadrukt moet worden dat het NGO-wetsvoorstel nog steeds niet aangenomen is en de wetgevingsagenda van de interim--president op dit moment nog onduidelijk is. Mocht een restrictief voorstel toch wet worden dan zal ik dat zo spoedig mogelijk in EU-verband aan de orde stellen. Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie van het nabuurschapsbeleid blijft voor het kabinet het «more for more, less for less»- principe een belangrijk uitgangspunt, waarbij de conditionaliteitstoets met proportionaliteit en geduld wordt toegepast.

Vraag 6

Is er op bilateraal en op Europees niveau met de Egyptische autoriteiten gesproken om zodoende bezwaar aan te tekenen tegen dit wetsvoorstel? Zo nee, bent u bereid hier alsnog werk van te maken?

Antwoord 6

De Nederlandse ambassade heeft de zorgen over de NGO-regelgeving de afgelopen maanden herhaaldelijk overgebracht aan sleutelspelers binnen het interim--parlement, het presidentiële paleis en de overheid. Ook heeft Nederland voorbeelden van internationale best practices op het gebied van NGO-wetgeving gedeeld met senatoren. Daarnaast zijn de Nederlandse zorgen overgebracht in een gesprek met de Egyptische ambassadeur te Den Haag. De EU heeft in diverse verklaringen, afgegeven door onder meer EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton, benadrukt dat Egypte zich dient te houden aan internationaalrechtelijke verplichtingen en Egypte aangesproken via de Mensenrechtenraad in Genève. De Egyptische autoriteiten hebben in contact met de Speciale EU-Vertegenwoordiger voor de Mensenrechten benadrukt dat men het voorstel nog wil verbeteren. De Commissie van Venetië van de Raad van Europa heeft Egypte eerder al adviesvoorstellen ter verbetering gedaan. Nederland heeft Egypte aangespoord opnieuw de Commissie van Venetië te raadplegen, om te komen tot een voorstel dat internationaalrechtelijke verplichtingen en standaarden respecteert.


X Noot
1

Amnesty International, 29 mei 2013, zie: http://www.refworld.org/docid/51a86d6a4.html

Naar boven