Vragen van het lid Van Bemmel (Van Bemmel) aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat curatoren maar liefst dertig miljoen declareerden bij de afwikkeling van het DSB faillissement (ingezonden 31 augustus 2012).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 15 oktober 2012). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 40.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht over de afwikkeling van het faillissement van DSB Bank?1

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat de kosten van deze afwikkeling exorbitant hoog zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De afwikkeling van claims en vorderingen in een complex faillissement is arbeidsintensief. Dat geldt in het bijzonder voor het DSB-faillissement. Daarbij betreft het – zeker naar Nederlandse maatstaven – een zeer omvangrijk en complex faillissement met effecten ver buiten de landsgrenzen. In het faillissement spelen de belangen van meer dan honderdduizend klanten met een lening. Ook is er voor een bedrag van zeven miljard euro aan vorderingen ingediend en hebben vijfentwintigduizend mensen een klacht ingediend ten aanzien van de zorgplicht voor financiële dienstverleners of een verzoek voor compensatie. Naar ik begrijp is inmiddels al een bedrag van 900 miljoen Euro aan de schuldeisers uitgekeerd.

Zonder een precies inzicht in de omvang en de aard van de werkzaamheden die in het kader van de afwikkeling moeten worden verricht is het onmogelijk om een goed oordeel te hebben over de vraag in hoeverre de gewerkte uren en gemaakte kosten te rechtvaardigen zijn. Zulks is overigens ook niet aan mij. Het salaris van de curator wordt door de rechtbank vastgesteld op grond van artikel 71 Faillissementswet, aan de hand van de daarvoor vastgestelde richtlijnen van de Recofa.

Voor een correcte en doelmatige afwikkeling van faillissementen bestaan adequate waarborgen. Zo ziet de rechter-commissaris tussentijds toe op de werkzaamheden die de curator onderneemt, inclusief de kosten die daarbij worden gemaakt en houdt ook de commissie van schuldeisers toezicht op de afwikkeling en kosten van het faillissement. Via de tussentijdse verslagen en te zijner tijd het eindverslag van de curatoren krijgen alle belanghebbenden inzicht in hun werkzaamheden en de gemaakte kosten.

Ten aanzien van het DSB-faillissement geldt dat de curatoren in hun laatste kwartaalverslag hebben aangegeven dat de kosten die aan curatoren en adviseurs zijn betaald tijdens het faillissement van DSB eind juni 2012 in totaal € 28,2 miljoen bedroegen. Daarvan is € 8,4 miljoen betaald aan externe adviseurs en is voor het werk van de curatoren en hun kantoorgenoten € 16,2 miljoen betaald, hetgeen met BTW en kosten neerkomt op € 19,8 miljoen.

Vraag 3

Deelt u de mening dat er bij de aanwijzing van curatoren door de rechter-commissaris geen enkele prikkel is tot het leveren van een «goed product» voor een zo scherp mogelijke prijs? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Vaak wordt bij een faillissement een (vrijwel) lege boedel aangetroffen. Curatoren moeten dan genoegen nemen met geen of een beperkte vergoeding. Indien er wel ruimte is voor een vergoeding voor de curator, wordt deze vastgesteld aan de hand van de daarvoor door Recofa Rechters-commissaris in Faillissementen en surseances van betaling vastgestelde richtlijnen. In die richtlijnen is mede verdisconteerd dat het afwikkelen van een faillissement specialistische kennis vereist. Deze kennis verkrijgen curatoren onder meer tijdens de opleiding tot curator, die wordt verzorgd door de Vereniging Insolventierecht Advocaten INSOLAD. Dit is een van de zwaarste opleidingen die bestaat als vervolg op de advocatenopleiding. Ik zie een dergelijke intensieve vorm van specialisatie als een duidelijke prikkel tot het leveren van een goed product.

Vanzelfsprekend acht ik het van belang dat de kosten van een afwikkeling van een faillissement niet onnodig hoog zijn en in verhouding staan tot de uitgevoerde werkzaamheden. Het antwoord op de vervolgvraag of curatoren altijd een zo scherp mogelijke prijs realiseren is niet in algemene zin te geven. In ieder geval zouden daarbij de hoge opleidingseisen moeten worden betrokken, en de afwikkeling van faillissementen met een (vrijwel) lege boedel.

Vraag 4

Deelt u tevens de mening dat gedupeerden hierdoor juist onnodig veel geld mislopen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 3. In aanvulling hierop merk ik nog op dat voor de schuldeisers van een failliete onderneming niet alleen de door de curator gemaakte kosten van belang zijn, maar ook de door hem veiliggestelde middelen waarmee hun vorderingen ten minste gedeeltelijk kunnen worden voldaan. Dat schuldeisers een deel van hun vorderingen mislopen is bij een faillissement per definitie het geval. Het is nu juist de taak van de curator om de aanwezige boedel te bewaren en te inventariseren en de schade voor schuldeisers en werknemers zo veel mogelijk te beperken. Bedacht moet tenslotte worden dat na afwikkeling van het faillissement de restschulden invorderbaar blijven.

Vraag 5

Deelt u de mening dat de Faillissementswet zo zou moeten worden aangepast dat de rechter-commissaris bij een faillissement de opdracht zou moeten uitzetten waarvoor curatoren kunnen ingeschreven met of een totaalbedrag of een bedrag per uur, zodat de beste prijs/kwaliteit verhouding zou kunnen worden gerealiseerd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Uw voorstel raakt aan de rechterlijke benoemingsvrijheid voor curatoren. Een andere systematiek om curatoren aan faillissementen toe te wijzen kan niet los worden gezien van de opleidingseisen en de wijze waarop faillissementen met een (vrijwel) lege boedel worden afgewikkeld. Ik ben bereid om hierover het gesprek met de Raad voor de Rechtspraak en INSOLAD aan te gaan. Tegelijk wil ik ervoor waken om dit te doen in het licht van het concrete faillissement van DSB, dat naar zijn omvang en complexiteit bepaald niet maatgevend is voor de faillissementspraktijk van alledag.

Naar boven