Vragen van het lid Yücel (PvdA) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de rol van ondersteunende organisaties bij het sluiten van een religieus kindhuwelijk (ingezonden 15 mei 2013).

Antwoord van minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 2 juli 2013) mede namens de minister van Veiligheid en Justitie, de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2502.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Politie hielp minderjarigen huwen» over het sluiten van een religieus kindhuwelijk?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is uw reactie op dit artikel?

Antwoord 2

In Nederland kennen we scheiding van kerk en staat. Het is verboden dat religieuze huwelijken worden gesloten zonder voorafgaand burgerlijk huwelijk. Verder moet men in Nederland ten minste 18 jaar zijn om te huwen tenzij er sprake is van een uitzonderingsgrond zoals zwangerschap of dispensatie van de minister van Veiligheid en Justitie.

Vraag 3, 4

Klopt het dat de politie en Fier Fryslân de wet hebben overtreden door mee te werken aan een religieus huwelijk van een minderjarige en daarmee de rechteloosheid van het meisje hebben bevorderd?

In hoeverre houden instanties die betrokken zijn bij de aanpak van eerkwesties rekening met culturele achtergrond van betrokken families ten koste van wet- en regelgeving en vrouwenrechten?

Antwoord 3, 4

Dit klopt niet. Op basis van het bij Fier Fryslân opgevraagde feitenrelaas en het bij de politie opgevraagde ambtsbericht blijkt dat beide organisaties niet hebben meegewerkt aan een religieus huwelijk van een minderjarige. De politie heeft gezorgd voor de veiligheid van betrokkene. Zodra de veiligheid niet meer in het geding leek, heeft de politie zich teruggetrokken.

Zie verder ook het persbericht van Fier Fryslân in bijlage 1.

De achtergrond van slachtoffers en daders is bij eerkwesties cruciaal. Het belang van het slachtoffer dient bij de aanpak centraal te staan maar altijd binnen de in Nederland geldende wet- en regelgeving. Indien wet- of regelgeving niet in het geding komt, houden hulpverleners rekening met de culturele achtergrond van meisjes en vrouwen die slachtoffer zijn of dreigen te worden van eergerelateerd geweld. Ten eerste om te beoordelen of de dreiging met eergerelateerd geweld reëel is, dan wel hoe het geweld kan worden gestopt en escalatie kan worden voorkomen. Bij die beoordeling werken hulpverleners nauw samen met het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd geweld (LEC-EGG). Ten tweede kan het in het belang zijn van het slachtoffer om contact te hebben met de familie en – binnen de grenzen van geldende wet- en regelgeving – te bezien of de verhouding met de familie kan worden hersteld.

Vraag 5

In welke mate is het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd geweld (LEC EGG), de ketenpartner van de politie als het gaat om eerkwesties, betrokken bij het sluiten van imamhuwelijken? Heeft het LEC EGG in voorkomende gevallen geadviseerd zo’n imamhuwelijk te sluiten?

Antwoord 5

Het LEC-EGG is niet betrokken geweest bij het sluiten van imamhuwelijken en heeft ook niet geadviseerd om een dergelijk imamhuwelijk te sluiten.

Vraag 6

Deelt u de mening dat cultuurrelativisme geen rol mag spelen bij de hulpverlening aan deze vrouwen en meisjes, maar wet- en regelgeving en vrouwenrechten wel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze waarborgt u dit?

Antwoord 6

Instellingen houden in bepaalde gevallen rekening met de culturele achtergrond van slachtoffers en daders. Zo kan bijvoorbeeld door tactvol optreden van hulpverleners bij de bemiddeling tussen slachtoffers en daders soms verstoting worden voorkomen, de dreiging van geweld worden weggenomen of geweld worden gestopt.

Er worden echter geen concessies gedaan aan (Nederlandse) wet- en regelgeving. Gebruiken, tradities, wetten en religieuze voorschriften, die strijdig zijn met in Nederland geldende wetgeving, mensenrechten en democratische waarden (zoals gelijkwaardigheid mannen en vrouwen, zelfbeschikkingsrecht) worden niet geaccepteerd.

Vraag 7

Deelt u de mening dat waar vrouwen onderdrukt worden of met eerkwesties te maken krijgen, de familie niet moet worden ontzien, maar de dader moet worden aangepakt en de vrouwen moeten worden beschermd?

Antwoord 7

Het belang van het slachtoffer van eerkwesties staat bij de hulpverlening voorop. Hierbij dient rekening te worden houden met de achtergrond van slachtoffers en daders, mits dit niet in strijd is met geldende wet- en regelgeving. Bij eerkwesties maken slachtoffer en dader veelal deel uit van dezelfde familie en/of de (beoogde) schoonfamilie/aangetrouwde familie.

Vraag 8

Kunt u aangeven welke uitgangspunten en kaders voor de betrokken instanties gelden bij de hulpverlening aan slachtoffers van eerkwesties?

Antwoord 8

Het belang van het slachtoffer staat altijd voorop. De eerste zorg is de veiligheid van het slachtoffer. Hulpverleners brengen samen met de politie eerst het slachtoffer in veiligheid en maken een risicotaxatie. Vervolgens wordt aan het slachtoffer een op maat gesneden opvang- en behandelingstraject geboden. Onderdeel van de hulpverlening kan zijn dat de hulpverleners als het slachtoffer dat wil, een bemiddelingspoging doen met de familie.


X Noot
1

Volkskrant, 13 mei 2013

Naar boven