Vragen van de leden Van Dekken en Wolbert (beiden PvdA) aan de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over het bericht «inactiviteit bij kinderen» (ingezonden 30 mei 2013).
Antwoord van minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 1 juli
2013).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het tv-item «inactiviteit bij kinderen»?1
Vraag 2, 3
Deelt u de zorgen over inactiviteit bij kinderen, zoals die in de uitzending naar
voren kwamen?
Hoe oordeelt u over de langetermijngevolgen van inactiviteit bij de huidige generatie
kinderen?
Antwoord 2, 3
Het is bekend dat veel jongeren de geadviseerde norm voor het dagelijks bewegen en
een aantal malen sporten per week (combinorm) niet halen. Zoals blijkt uit de jaarlijkse
rapportage aan uw Kamer geven de peilingcijfers over de afgelopen jaren een fluctuerend
beeld. In 2012 waren de cijfers weer hoger dan in 2011, maar de tendens over meerdere
jaren is zeker niet gunstig. Meer recent vragen wetenschappers aandacht voor het langdurig
stilzitten.
Het kabinet deelt de zorgen over bewegingsarmoede en voert daarom actief beleid gericht
op het stimuleren van sport en lichaamsbeweging, onder meer via het programma Sport
en Bewegen in de Buurt en de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en een Gezonde Leefstijl2.
Vraag 4
Hoe oordeelt u over de prestaties van combinatiefunctionarissen en buurtsportcoaches
in dezen? Ziet u mogelijkheden voor verdere uitbouw, of efficiëntere inrichting, van
deze regeling? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Om op lokaal niveau voldoende sport- en beweegaanbod te creëren en een actieve leefstijl
bij jong en oud mogelijk te maken, is in 2012 de verbreding van combinatiefuncties
naar buurtsportcoaches ingevoerd. Op dit moment vindt een verdiepingsonderzoek plaats
naar de Brede Impuls Combinatiefuncties, waarvan ik de resultaten eind 2013 verwacht.
Gezien de recente wijziging en het lopende onderzoek acht ik het daarom te vroeg om
te spreken over een aanpassing van de huidige regeling en om te oordelen over de prestaties
van combinatiefunctionarissen en buurtsportcoaches. Over de uitkomsten van het onderzoek
zal ik u te zijner tijd informeren. Voor de buurtsportcoaches geldt voorts dat, doordat
zij zowel werkzaam zijn bij een sport- of beweegaanbieder als in ten minste één andere
sector (zorg, welzijn, kinderopvang, jeugdzorg of bedrijfsleven), zij er aan bijdragen
dat meer mensen en dus ook jeugd in hun eigen nabije omgeving kunnen gaan sporten
en bewegen.
Vraag 5
Onderschrijft u, gezien de ernstige gevolgen van inactiviteit, de voorstellen omtrent
de investeringen in het bewegingsonderwijs die voortvloeien uit het PvdA-actieplan
Topsport? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Samen met de staatssecretaris van OCW investeer ik in het optimaal combineren van
onderwijs en sport. Dit krijgt onder andere vorm in het programma Sport en Bewegen
in de Buurt, in de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en een Gezonde Leefstijl en in onze
gezamenlijke investering in buurtsportcoaches, die een belangrijke rol hebben in het
maken van deze verbinding. Om topsport en onderwijs optimaal te combineren, ondersteun
ik bovendien de vier Centra voor topsport en Onderwijs (CTO’s): Papendal, Heerenveen,
Amsterdam en Eindhoven.
Andere maatregelen die in het PvdA-actieplan Topsport staan hebben betrekking op het
onderwijs. De minister en de staatssecretaris van OCW zijn hier verantwoordelijk voor.
Voor het optimaal combineren van onderwijs en topsport bestaat de LOOT-regeling (Landelijk
Overleg Onderwijs Topsport). Deze regeling geeft aan LOOT-leerlingen op LOOT-scholen
(toptalentscholen in het voortgezet onderwijs) faciliteiten om onderwijs en topsport
te combineren.
Voor wat betreft het voorstel van de PvdA om te investeren in het bewegingsonderwijs
op de basisschool, verwijs ik naar het Regeerakkoord, waarin de ambitie is opgenomen
om naar meer gymlesuren in het primair onderwijs te streven. De staatssecretaris van
OCW zal in het najaar de uitwerking van deze ambitie aan uw Kamer sturen.
X Noot
1Brandpunt, zaterdag 26 mei 2013