Vragen van het lid Monasch (PvdA) aan de minister voor Wonen en Rijksdienst over de stand van zaken in het juridisch onderzoek naar bestuurders van woningbouwcorporatie Rentree (ingezonden 18 juni 2013).

Antwoord van minister Blok (Wonen en Rijksdienst) (ontvangen 27 juni 2013).

Vraag 1

Kunt u toelichten in welke fase het juridisch onderzoek naar de oud-bestuurders van Rentree zich bevindt?

Antwoord 1

In 2010 is een forensisch onderzoeksrapport opgesteld door Deloitte gevolgd door een juridisch advies van Allen & Overy over mogelijke strafbare feiten en verhaalbaarheid van schade op voormalig bestuurders/toezichthouders. In 2012 is hierop een second opinion uitgebracht door Ivy Advocaten. Zie verder het antwoord op vragen 2 en 3.

Vraag 2

Kunt u toelichten of Rentree civielrechtelijke stappen gaat nemen om de voormalig bestuurder van Rentree persoonlijk aansprakelijk te stellen voor de schade die Rentree heeft geleden?

Antwoord 2

Rentree geeft aan dat op 26 april 2013 de voormalig bestuurder is gedagvaard. In deze civielrechtelijke procedure stelt Rentree de voormalig bestuurder hoofdelijk aansprakelijk voor de vergoeding van alle huidige en toekomstige schade die de woningstichting Rentree en/of Rentree projectontwikkeling heeft/hebben geleden op grond van onbehoorlijk bestuur ex artikel 2:9 BW en/of op grond van onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW, onder meer in verband met de (aankoop van) Project Duistervoordsweg.

Vraag 3

Kunt u toelichten hoe het huidige bestuur van Rentree tot nu toe medewerking heeft verleend aan het juridisch onderzoek?

Antwoord 3

Het huidige bestuur neemt in goed en constructief overleg de stappen waarvan ik verwacht dat die in het volkshuisvestelijk belang dienen te worden genomen.

Vraag 4

Heeft Rentree overwogen om met een stuitingsbrief aan de oud-leden van de raad van toezicht te voorkomen dat de aansprakelijkheid van oud toezichthouders kan verjaren (verjaringstermijn van 5 jaar; art. 3:310 BW)? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 4

Op basis van onderzoek, een juridische analyse en een second opinion ziet Rentree geen aanleiding om schade te verhalen op voormalige toezichthouders. Mijn ambtsvoorganger heeft die conclusie overgenomen en u daarover schriftelijk geïnformeerd bij brief van 29 juni 2012. Stuiting van verjaring is niet aan de orde nu er geen gronden voor aansprakelijkheid zijn vastgesteld.

Vraag 5

Bent u zich ervan bewust dat de verjaringstermijn voor aansprakelijkheid van de oud-bestuurders binnenkort verloopt en welke mogelijkheden ziet u om dergelijke verjaringstermijn niet te laten verlopen voordat het juridisch onderzoek gereed is?

Antwoord 5

De procedure loopt. Zie verder het antwoord op de vorige vraag. Stuiting van verjaring is niet aan de orde nu de procedure is gestart.

Vraag 6

Deelt u de mening dat fraude bij maatschappelijke instellingen zoals woningcorporaties en scholen veel maatschappelijke verontwaardiging teweeg brengt en dat vermoedens van verwijtbaar bestuurlijk handelen bij dergelijke instellingen hoge prioriteit moeten hebben bij het Openbaar Ministerie, FIOD en Politie?

Antwoord 6

In zijn algemeenheid acht ik fraude -ook en zeker bij maatschappelijke instellingen- een kwalijke zaak. Fraude dient voorkomen en bestreden te worden.

Vraag 7

Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg Woningcorporaties van 26 juni a.s.?

Antwoord 7

Ja.

Naar boven