Vragen de leden Van Bommel en De Wit (Beiden SP) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de vervolging van een van het (mede)plegen genocide verdachte Nederlander van Irakese afkomst (ingezonden 16 mei 2013).

Mededeling van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 12 juni 2013)

Vraag 1

Kent u het artikel over een van het (mede)plegen van genocide verdachte Nederlander van Irakese afkomst, M.U.S.?1

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat M.U.S. sinds 20 juli 2007 op de lijst staat van 423 van oorlogsmisdaden verdachte personen welke is opgesteld door het Iraq High Tribunal in Bagdad?

Vraag 3

Kunt u eveneens bevestigen dat bij de rechtbank in Bagdad tien aangiften zijn gedeponeerd tegen de genoemde persoon vanwege diens aandeel in de zogeheten ANFAL-campagne?

Vraag 4

Kunt u de betrokkenheid bevestigen van M.U.S. bij de vier andere zeer ernstige feiten genoemd in het artikel?

Vraag 5

Is het waar dat het Landelijk Parket te Rotterdam al sinds 2007 op de hoogte is van deze verdenkingen jegens M.U.S.? Wat heeft het Openbaar Ministerie (OM) sindsdien gedaan?

Vraag 6

Wordt er door het OM een vervolging voorbereid respectievelijk ingesteld tegen M.U.S. op grond van deze verdenkingen? Zo nee, om welke redenen niet?

Vraag 7

Overweegt u, indien het klopt dat M.U.S. in Irak verblijft en de Nederlandse nationaliteit heeft, diens uitlevering door Irak aan Nederland te vragen? Zo nee, waarom niet?

Mededeling

Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van Bommel en De Wit (Beiden SP) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de vervolging van een van het (mede)plegen genocide verdachte Nederlander van Irakese afkomst (ingezonden 16 mei 2013) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.

Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


X Noot
1

De Nieuwe Pers, 15 mei 2013

Naar boven