Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de ministers van Volksgezondheid Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie over euthanasie bij dementie (ingezonden 17 mei 2013).

Antwoord van minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 5 juni 2013)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «artsen: beperk euthanasie op dementerende»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u de Kamer een verslag sturen van het gesprek dat u vandaag heeft gehad over de aanscherping van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding?

Antwoord 2

Van deze bijeenkomst is geen verslag gemaakt. Over de uitkomsten van het gesprek heb ik u geïnformeerd in de brief die ik u 22 mei jl. heb gestuurd.

Vraag 3

Deelt u de mening dat er onduidelijkheden zijn voor artsen en patiënten over de waarde van een schriftelijke euthanasieverklaring bij dementie? Op welke wijze kunt u deze onduidelijkheid wegnemen?

Antwoord 3

Ja, in het gesprek dat ik op 16 mei jl. heb gevoerd met de oud-minister mw. Borst en de KNMG is gesproken over de onduidelijkheden die patiënten en artsen ervaren met betrekking tot de betekenis van de schriftelijke wilsverklaring. Ik heb samen met de aanwezigen bij het overleg besloten om een werkgroep van onder meer VWS, V&J en KNMG dit vraagstuk snel verder te laten oppakken. Doel is tot een handreiking te komen waarmee gegeven de huidige wet en regelgeving meer duidelijkheid op dit punt wordt geboden.

Vraag 4 en 5

Bent u bereid te kijken naar de Aanwijzing vervolgbeslissing levensbeëindiging niet op verzoek en late zwangerschapsafbreking en deze aan te passen, zodat een schriftelijke wilsverklaring niet voldoende is om te kunnen bepalen hoe artsen moeten handelen in geval van euthanasie bij patiënten die hun wil niet meer kunnen bepalen? Zo ja, wanneer wilt u dit doen?

Bent u bereid de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding zo aan te passen dat de onafhankelijke tweede arts die de patiënt heeft gezien ook met de patiënt heeft gecommuniceerd? Zo ja, wanneer wilt u dit doen?

Antwoord 4 en 5

Nee, ik zie op dit moment geen aanleiding om de Euthanasiewet of de Aanwijzing op dit punt te wijzigen.

Vraag 6

Deelt u de mening dat communicatie tussen de patiënt en de arts van wezenlijk belang is om te kunnen verifiëren of iemand ondraaglijk en uitzichtloos lijden ervaart?

Antwoord 6

In mijn brief van 6 maart jl. heb ik uiteengezet dat ik het van groot belang vind dat de arts een goed beeld heeft van de patiënt, diens opvattingen en eerder geuite wensen om zodoende de ondraaglijkheid van het lijden en de weloverwogenheid van het verzoek te bepalen. De arts dient de overtuiging te hebben gekregen dat aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan. Uitgangspunt hierbij is het mondelinge overleg vooraf tussen arts en patiënt. De schriftelijke wilsverklaring zal in de meeste gevallen slechts dienen om het mondelinge verzoek te ondersteunen en te verduidelijken.

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag drie blijken er in de praktijk op het punt van de schriftelijke wilsverklaring vragen te zijn. Meer duidelijkheid voor patiënten en artsen is gewenst. Dit is de reden waarom ik besloten heb tot het instellen van de werkgroep.

Vraag 7

Wilt u deze schriftelijke vragen beantwoorden voor het algemeen overleg op 30 mei a.s. over medische ethiek?

Antwoord 7

Dit is helaas niet gelukt.


X Noot
1

Volkskrant, 15 mei 2013

Naar boven