Vragen van het lid Oskam (CDA) aan de ministers van Veiligheid en Justitie, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Economische Zaken over het bericht dat criminelen in toenemende mate apaan gebruiken als grondstof voor de productie van synthetische harddrugs (ingezonden 26 april 2013).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie), mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 5 juni 2013) Zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2367

Vraag 1

Klopt het dat criminelen in toenemende mate apaan gebruiken als grondstof voor de productie van synthetische harddrugs als xtc, amfetamine MDMA, meth en lsd?1

Antwoord 1

Er zijn aanwijzingen dat APAAN in toenemende mate wordt gebruikt. Zowel in Nederland als in andere Europese landen worden steeds grotere hoeveelheden APAAN in beslag genomen.

De productie van BMK met behulp van APAAN gebeurt in zogenaamde conversielaboratoria. In deze conversielaboratoria wordt de omzetting APAAN-BMK als zelfstandig productieproces aangetroffen. Ook wordt steeds vaker geconstateerd dat op een locatie naast amfetamine ook BMK wordt gemaakt. Op deze productielocaties wordt APAAN eerst omgezet naar BMK, waarna vervolgens die BMK gebruikt wordt voor de vervaardiging van amfetamine.

Vraag 2

Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Den Bosch van 19 december 2012 waarin wordt geoordeeld dat apaan geen drug is omdat het niet in de Opiumwet wordt genoemd en dat het gebruik daarvan niet valt onder het bereik van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (WVMC), maar dat het in deze zaak wel tot een veroordeling is gekomen omdat de rechtbank het gebruik van apaan beschouwt als het treffen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van harddrugs?

Antwoord 2

In de zaak waarnaar de vraag verwijst was niet de vraag aan de orde of APAAN een drug zou zijn. APAAN is een essentiële grondstof (of: precursor) voor BMK en geen drug. In deze zaak is aan de verdachten onder andere ten laste gelegd dat zij als marktdeelnemer geregistreerde stoffen – waaronder APAAN – in de handel hebben gebracht zonder dat ze in het bezit waren van een daarvoor door de bevoegde instanties afgegeven vergunning. Dit is strafbaar gesteld in artikel 2 van de WVMC. Anders dan het Openbaar Ministerie had betoogd, was de rechtbank van oordeel dat APAAN niet valt onder de definitie van «geregistreerde stof» zoals bedoeld in artikel 2a Verordening (EG) nummer 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat APAAN niet een mengsel of natuurproduct is dat BMK bevat.

Naast overtreding van artikel 2 van de WVMC werd de verdachten ook verweten dat zij van APAAN BMK maakten en APAAN voorhanden hadden. Dit is gekwalificeerd als het treffen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine en metamfetamine (artikel 10a Opiumwet). De rechtbank is ten aanzien van dit feit wel tot een veroordeling gekomen.

Vraag 3 en 4

Klopt het dat het Openbaar Ministerie het hoger beroep in deze zaak heeft ingetrokken?

Houdt de intrekking van het beroep verband met een zaak die momenteel loopt bij het Europese Hof van Justitie? Zo ja, wat is de aard van die zaak is en waarom wordt op de uitspraak in deze zaak gewacht?

Antwoord 3 en 4

Het Openbaar Ministerie heeft enkel het hoger beroep ten aanzien van de vrijspraken van overtreding van artikel 2 van de WVMC ingetrokken. Het hoger beroep ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten, waaronder overtreding van artikel 10a van de Opiumwet, is gehandhaafd.

Het partieel intrekken van het hoger beroep houdt inderdaad verband met de prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Europees Hof van Justitie. Deze prejudiciële vragen zien op de definitie van «geregistreerde stof» (onder andere of APAAN als geregistreerde stof beschouwd dient te worden) en op het begrip «marktdeelnemerschap». Omdat de beantwoording van de prejudiciële vragen naar verwachting nog enige tijd in beslag zal nemen, is besloten het hoger beroep ten aanzien van het ten laste gelegde artikel 2 WVMC om proceseconomische redenen in te trekken. Op die manier kan het hoger beroep ten aanzien van de overige feiten wel doorgang vinden.

Vraag 5

Waarom wordt apaan niet genoemd in de WVMC?

Antwoord 5

De WVMC verwijst voor de inhoudelijke strafbepalingen naar de artikelen van de EG Verordeningen nr. 273/2004 en nr. 111/2005. Op basis van deze verordeningen wordt een zgn. «Voluntary Monitoring List» gehanteerd. Hierop staan stoffen waarvan bekend is dat ze (mogelijk) gebruikt kunnen worden bij de productie van synthetische drugs en ten aanzien waarvan uitdrukkelijk wordt verzocht verdachte of ongebruikelijke transacties te melden aan de bevoegde autoriteiten. APAAN staat op deze lijst.

Vraag 6

Waarom is apaan niet geplaats op de Europese lijst met geregistreerde stoffen waarvoor een vergunning nodig is?

Antwoord 6

Zoals vermeld in het antwoord op vraag 5 staat APAAN op dit moment op de «Voluntary Monitoring List». Deze lijst geldt als een voorportaal voor de lijst met geregistreerde stoffen. Stoffen op deze lijst worden gemonitord. Wanneer blijkt dat zij misbruikt worden voor de productie van synthetische drugs, kan op Europees niveau worden besloten de stof op de lijst met geregistreerde stoffen te plaatsen.

Vraag 7

Klopt het dat apaan tegenwoordig eigenlijk nergens anders meer voor wordt gebruikt dan voor de productie van drugs?

Antwoord 7

Ja. Uit onderzoek is gebleken dat in Nederland de afgelopen 7 jaar in totaal slechts circa 40 gram geleverd is aan diverse (wetenschappelijke) onderzoeksinstellingen. APAAN wordt tegenwoordig niet legaal gebruikt ten behoeve van andere (productie)processen.

Vraag 8 en 10

Deelt u de mening dat het ontbreken van een verbod op het bezit en gebruik van apaan het voor drugscriminelen wel erg gemakkelijk is om harddrugs te produceren?

Bent u bereid te bevorderen dat apaan wordt geplaats op de Europese lijst met geregistreerde stoffen waarvoor een vergunning nodig is?

Antwoord 8 en 10

Artikel 10a van de Opiumwet (voorbereidingshandelingen) vereist dat uit feiten en omstandigheden moet blijken dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat met de bij hem in bezit zijnde APAAN een stof als bedoeld op lijst I van de Opiumwet (bv amfetamine) gemaakt zou gaan worden. Dit is tot nu toe in de praktijk lastig gebleken. Dat is ook de reden dat besloten is prejudiciële vragen te stellen aan het Europees Hof van Justitie (zie het antwoord op vragen 3 en 4). Verder heeft Nederland in EU verband bepleit dat APAAN op de lijst met geregistreerde stoffen komt te staan.

Vraag 9

Bent u bereid het bezit en gebruik van apaan te verbieden en apaan op lijst I van de Opiumwet te plaatsen?

Antwoord 9

APAAN is enkel een grondstof (precursor) voor BMK en heeft geen psychoactieve werking, het is geen Opiumwetmiddel. Plaatsing op lijst I van de Opiumwet is gelet op de vereisten uit artikel 3a van de Opiumwet dan ook niet mogelijk.


X Noot
1

Eindhovens Dagblad 20 april 2012

Naar boven