Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de minister van Economische Zaken
over het bericht dat het aandeel hernieuwbare energie vrijwel gelijk is gebleven (ingezonden
8 mei 2013).
Antwoord van minister Kamp (Economische Zaken) (ontvangen 28 mei 2013)
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het CBS-onderzoek, waaruit blijkt dat het aandeel hernieuwbare
energie vrijwel gelijk is gebleven in 2012?1
Vraag 2 en 3
Deelt u de mening dat de cijfers een teleurstellend beeld geven van de groei van het
aandeel schone energie?
Hoe beschouwt u de beperkte groei van 0,1% van het aandeel schone energie in relatie
tot het kabinetsdoel van 16% hernieuwbare energie in 2020?
Antwoord 2 en 3
Dit is het gevolg van het feit dat er in 2012 weliswaar een groei in productie van
hernieuwbare energie heeft plaatsgevonden maar tegelijkertijd het totale energieverbruik
toenam.
De productie steeg met 2,75%, waarvan duurzame warmte met 4,5%, duurzame elektriciteit
met 1,8% en biobrandstoffen met 1,5%. Het totale energieverbruik is echter meer dan
evenredig toegenomen. Het aandeel hernieuwbare energie is een berekening van productie
gedeeld door finaal verbruik. Dit resulteert in 2012 in een aandeel hernieuwbare energie
dat slechts 0,1% toenam2.
Ik had natuurlijk liever reeds nu een hoger aandeel duurzame energie gezien. Tegelijkertijd
ben ik van mening dat we met het reeds ingezette beleid en de SDE+ waarvoor het kabinet
voldoende budgettaire middelen beschikbaar heeft gesteld, de gestelde doelen gaan
realiseren. Dit is ook bevestigd door ECN en PBL in de doorrekening van het regeerakkoord
op 9 november 2012.
Vraag 4
Deelt u, gezien het grote aandeel biomassa in de duurzame energiemix, de mening dat
het tijd is om veel meer in te zetten op andere meer innovatieve en langer houdbare
vormen van schone energie?
Antwoord 4
Zoals u weet hanteren we met de SDE+ een technologie neutraal instrument. Technologie
neutraliteit is zowel volgens de Europese Commissie als het IEA een goed uitgangspunt
voor ieder stimuleringsregiem voor hernieuwbare energie.
De verschillende opties concurreren met elkaar en zo realiseren we op de meest kostenefficiënte
wijze de doelstelling.
Ik kies geen specifieke opties, dat is aan de markt. De recente SDE+ tender (2e fase gestart op 14 mei tegen een basisbedrag van 8 €ct/kWh) laat zien dat wel degelijk
een grote verscheidenheid van technieken aanbod komt; wind op land (250 MW), grootschalig
zon, getijden energie, groen gas, warmteprojecten etc.
Daarnaast stimuleer ik overigens ook innovatie met het topsectoren beleid. Met de
topsector Energie zet ik ondermeer in op wind op zee, een belangrijke optie voor de
toekomst.
Vraag 5
Zijn de cijfers voor u aanleiding om de ambities met betrekking tot windenergie op
land realistischer te maken, aangezien veel beoogde locaties afvallen in verband met
belangen van ruimtelijke ordening, omwonenden of milieu, en om daarnaast windenergie
op zee te versnellen?
Antwoord 5
Nee, ik heb met de provincies recent afspraken gemaakt over de invulling van tenminste
6000 MW op land. Ik heb geen reden om aan te nemen dat we dat niet gaan realiseren.
Wanneer gebieden om door u genoemde redenen afvallen, dan wordt de verloren ruimte
voor windenergie door de provincies elders aangevuld.
Vraag 6
Welke actie onderneemt u om energiebesparing beter en sneller van de grond te krijgen,
gezien de belangrijke bijdrage aan het verhogen van het aandeel schone energie?
Antwoord 6
Op dit moment lopen er twee trajecten ten aanzien van energie-efficiëntie: de implementatie
van de EU-richtlijn hernieuwbare energie en het SER-traject om te komen tot een nationaal
energieakkoord, waar energie-efficiëntie onderdeel van is. De eisen uit de richtlijn
vormen wat mij betreft de ondergrens voor wat er in het SER-akkoord bereikt moet worden
ten aanzien van energie-efficiëntie. Binnenkort wordt u hierover nader geïnformeerd.