Vragen van het lid Merkies (SP) aan de staatssecretaris van Financiën over de uitzending van Tegenlicht «De Tax Free Tour» (ingezonden 2 april 2013).

Antwoord van staatssecretaris Weekers (Financiën) (ontvangen 23 mei 2013)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Tegenlicht «De Tax Free Tour»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat het bedrag dat in 2010 in de offshore-industrie omging tussen de 21.000 miljard en 32.000 miljard dollar bedraagt? Indien neen, welke argumenten heeft u om deze berekening te ontkrachten? Heeft u redenen om aan te nemen dat dit bedrag momenteel hoger dan wel lager is? Zo ja, welke?

Antwoord 2

Nee. Ik ben wel bekend met het rapport «The price of offshore revisited» van James S. Henry dat door Tax Justice Network is gepubliceerd. De conclusies die in dat rapport zijn genoemd zijn niet te verifiëren zonder consensus over wat onder «offshore-industrie» wordt begrepen en zonder consensus over hoe de omvang ervan gemeten zou moeten worden.

Vraag 3

Kunt concreet aangeven wat u bedoelt met de uitspraak dat belastingplichtigen onze verdragen en andere goede fiscale regelingen steeds meer zijn gaan gebruiken op een manier die nooit was bedoeld?2 Welk soort gebruik van de Nederlandse verdragen en fiscale regelingen is nooit bedoeld? Valt daaronder het vestigen van een vennootschap in Nederland, zonder enige reële economische activiteiten te ontplooien?

Antwoord 3

Belastingverdragen zijn er van oorsprong op gericht om situaties op te lossen waarin twee staten beide heffen over een zelfde inkomensbestanddeel. Onderdeel van die oplossing zijn afspraken over hoe de wereldwijde concernwinst toegerekend kan worden aan verschillende landen waarin het concern actief is. Ik denk daarbij aan de invulling van het begrip vaste inrichting en aan beginselen van transfer pricing. Beide onderwerpen laten ruimte voor interpretatieverschillen. De ruimte die dit biedt en het feit dat de nationale rechtssystemen van verschillende landen niet op elkaar zijn afgestemd heeft internationaal opererende ondernemingen de mogelijkheid geboden hun concernstructuren zo op te zetten dat zij over hun wereldwijde inkomen minder belasting betalen.

Het vestigen van een vennootschap in Nederland kan onderdeel van een dergelijke structuur zijn. Daarbij merk ik op dat het opnemen van een Nederlandse vennootschap in een internationale structuur niet het recht inperkt van andere landen om belasting te heffen over winst die aan ondernemingen in die landen toegerekend kan worden.

Ik heb bij verschillende gelegenheden gezegd dat dit een internationaal probleem is dat internationaal aangepakt moet worden en dat ik mij voor die internationale aanpak inzet.

Vraag 4

Betekent uw uitspraak dat het misschien wel redelijk is om bij uitbetaling van rente en royalty’s een bronheffing in te houden, dat u voorstander bent van het inhouden van een bronbelasting? Zo nee, waarom niet?3

Antwoord 4

Nee. Ik ben geen voorstander van het heffen van bronbelasting op rente- en royaltybetalingen. Bronbelastingen leiden vaak tot dubbele belasting omdat zij over de bruto uitbetaling worden berekend en er in het ontvangende land, zo er al verrekening plaatsvindt, slechts verrekening wordt gegeven tegen de winstbelasting over het netto voordeel.

Vraag 5

Erkent u dat wanneer bedrijven succesvol zijn in het beperken van hun belastingafdracht, regeringen geneigd zijn andere belastingen te verhogen, zoals bijvoorbeeld de inkomstenbelasting of de btw en dat het succesvol drukken van de belastingafdracht door bedrijven dus indruist tegen de belangen van burgers?

Antwoord 5

Ja, bij gelijkblijvende uitgaven zal een lagere belastingafdracht door de ene groep belastingplichtigen gecompenseerd moeten worden door een hogere belastingafdracht door een andere groep.

Bij de suggestie dat een lagere belastingafdracht door bedrijven indruist tegen het belang van burgers hoort een nuancering. In de eerste plaats is de hoogte van de belastingdruk voor bedrijven mede bepalend voor de aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat. Een aantrekkelijk vestigingklimaat draagt bij aan economische activiteit en werkgelegenheid en dat is weer in het belang van de burgers van een land. In de tweede plaats zal een hogere belastingafdracht door bedrijven altijd worden afgewenteld op burgers, hetzij door een lager rendement van hun beleggingen (al dan niet in pensioenfondsen), hetzij doordat de lonen van de werknemers onder druk komen hetzij in de prijzen die zij als consument betalen. Omdat er, ondanks deze nuanceringen, zorgen bestaan over de vraag of internationaal opererende ondernemingen te veel mogelijkheid hebben om hun belastingdruk te verlagen, doet Nederland actief mee in projecten binnen de OESO en de EU om dit te analyseren en te zoeken naar internationale oplossingen.

Vraag 6

Wat is uw opvatting over de zogeheten «economic zones» waarin bedrijven extra belastingvoordelen krijgen?

Antwoord 6

De beslissing of landen zogeheten «economic zones» willen instellen is geheel aan hen. De vraag of het instellen daarvan verstandig is, hangt volledig af van de plaatselijke feiten en omstandigheden.

Vraag 7

Wat is de blijvende meerwaarde voor burgers van landen die «tax holidays» verstrekken aan bedrijven, wanneer deze bedrijven weer vertrekken nadat de «tax holiday» is beëindigd?

Antwoord 7

Het antwoord op de vraag hoe groot die meerwaarde is hangt ook volledig af van de plaatselijke feiten en omstandigheden.

Vraag 8

Worden bedrijven die een «tax ruling» verkrijgen verzocht om niet prijs te geven hoeveel belasting zij afdragen aan de Nederlandse Staat? Zo ja, waarom?

Antwoord 8

Nee. Nog afgezien van het feit dat de Belastingdienst slechts zekerheid vooraf geeft over de uitleg van regelgeving op voorgenomen rechtshandelingen en niet over de te betalen belasting, eist de Belastingdienst niet dat deze informatie door belastingplichtige niet prijsgegeven wordt.

Vraag 9

Hoe verklaart u dat bedrijven afspraken kunnen maken met de Belastingdienst over de wijze van heffen, terwijl burgers zijn gebonden aan bepaalde regels die hen zijn opgelegd? Acht u dit rechtvaardig?

Antwoord 9

De vraag suggereert enerzijds een tegenstelling die er niet is. Ook bij het geven van zekerheid vooraf aan bedrijven zijn belastingdienst en belastingplichtigen gebonden aan de geldende regels.

Anderzijds gaat de vraag voorbij aan het feit dat toepassing van de regels op complexe internationale structuren meer vragen kan oproepen dan toepassing van de regels die voor natuurlijke personen gelden. Daar komt bij dat er bij zeer grote investeringen meer behoefte bestaat aan zekerheid vooraf.

Overigens kunnen ook burgers aan de Belastingdienst zekerheid vooraf vragen over hun fiscale positie.

Naar boven