Vragen van de leden Wolbert, Jan Vos en Van Dekken (allen PvdA) aan de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het aardbevingsbestendig maken van de olie- en gasopslag in Groningen (ingezonden 5 april 2013).

Antwoord van minister Kamp (Economische Zaken) de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (ontvangen 8 mei 2013)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Olie-opslag niet bestand tegen zware bevingen»?1

Antwoord 1

Ja, ik heb kennis genomen van het bericht. Wel wil ik daar aan toevoegen dat VOPAK heeft aangegeven dat deze berichtgeving onjuist was en is gecorrigeerd in een ANP-bericht van 3 april, waarin Vopak aangeeft nog 2 tot 3 maanden bezig te zijn met het onderzoek naar de bestendigheid van de terminal in de Eemshaven tegen aardbevingen. Er is vooralsnog geen schade of noodzaak van verstevigingen vastgesteld.

Vraag 2

Is het waar dat bij de vergunningverlening voor de bouw en het gebruik van de opslagvoorzieningen in de Eemshaven rekening gehouden is met minder zware aardbevingen dan inmiddels voor mogelijk gehouden worden? Zo ja, leiden de nieuwe inzichten in aardbevingsrisico’s tot de verplichting voor de eigenaar om aanpassingen te doen aan de installaties?

Antwoord 2

Als bij vraag 1 aangegeven is Vopak nog bezig met deze inventarisatie.

Vraag 3

Wordt bij de nu al uitgevoerde 11 onderzoeken naar de sterkte en gevolgen van eventuele aardbevingen op dit moment ook systematisch onderzoek gedaan naar de mogelijke risico’s die zwaardere aardbevingen kunnen hebben op vergunning plichtige bedrijven? Zo nee, bent u van mening dat een dergelijk onderzoek uitgevoerd moet worden en welke instanties horen hier volgens u bij betrokken te worden?

Antwoord 3

Als onderdeel van de genoemde 11 onderzoeken wordt ook onderzocht wat de mogelijke effecten aan het oppervlak zijn van een aardbeving groter dan 3.9 Richter en tevens wordt bekeken welke gebieden mogelijk in zones met een grotere dan tot nu toe verwachte schade vallen. Op basis hiervan zal bekeken moeten worden welke vergunningplichtige bedrijven binnen deze zone vallen en bekijken welke acties nodig zijn.

Vraag 4

Deelt u de mening van de eigenaar van de olieopslag, Vopak, dat de kosten voor aanpassingen aan de installaties vergoed zouden moeten worden door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), zoals ook gebeurt bij schade door particulieren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Indien uit de onder vraag 3 genoemde inventarisaties blijkt dat preventieve verbeteringen nodig zijn, zal ik hierover in contact treden met de NAM.

Vraag 5

In welke mate wordt de opslag in Groningen gebruikt door of namens het Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA)? Bent u van mening dat er een verantwoordelijkheid ligt voor de overheid, als klant van olieopslag, om gebruik te maken van veilige installaties? Welke actie zou uit deze verantwoordelijkheid moeten volgen ten aanzien van de opslag in de Eemshaven?

Antwoord 5

De stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) huurt momenteel als enige organisatie tanks in de olieterminal van VOPAK in Eemshaven. COVA zal er als klant van olieopslag vanuit mogen gaan dat VOPAK als vergunningplichtig bedrijf voldoet aan alle wettelijk gestelde eisen ten aanzien van de veiligheid van de terminal en de daar aanwezige tanks.

Voor mogelijke vervolgacties zie bovenstaande vragen en antwoorden.

Vraag 6

Welke risico’s loopt de bevolking als gevolg van de niet-aardschokbestendigheid van de opslag? Wordt daar in de veiligheidsregio op geanticipeerd en zo ja, hoe dan?

Antwoord 6

Zie bovenstaande vragen en antwoorden. Er is vooralsnog geen schade of noodzaak van verstevigingen vastgesteld.


X Noot
1

Dagblad van het Noorden van 3 april 2013

Naar boven