Vragen van de leden Marcouch en Oosenbrug (beiden PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de inzet door hun ouders van minderjarige kinderen voor het plegen van misdrijven (ingezonden 15 maart 2013).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie (ontvangen 14 mei 2013). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1886.

Vraag 1

Kent u het bericht «Kinderen worden ingezet voor inbraken en diefstallen»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kent u de informatie uit «vertrouwelijke stukken» en «bronnen bij politie en overheid» en het genoemde aan u gerichte rapport van de gemeente Nieuwegein? Zo ja, komt het beeld over het inzetten van Roma-kinderen voor criminaliteit, zoals het bericht van Rtl.nl dat weergeeft, overeen met uw beeld? Zo nee, waar wijkt uw beeld dan af? Bestaan die bronnen niet of kent u ze niet? Over welke informatie beschikt u wel?

Antwoord 2

Ik ken het rapport van de gemeente Nieuwegein. Het betreft een bestuurlijk dossier getiteld «onduidelijke GBA inschrijvingen pasgeboren en jonge kinderen». De gemeenteraad van Nieuwegein beschikt ook over deze rapportage. Ik herken de problematiek die in deze rapportage beschreven wordt. In opdracht van mijn ministerie heeft de Politieacademie onderzoek verricht naar multiproblematiek onder gezinnen met een Roma achtergrond. Dit onderzoek is onlangs afgerond. De problematiek die RTL signaleert komt daarin ook aan de orde. In dat rapport worden verder knelpunten beschreven die professionals ervaren bij het werken met multiprobleemgezinnen met een Roma achtergrond. Het gaat om professionals in de hulpverlening, handhaving en opsporing. De knelpunten zitten in het onderwijs, arbeid, maar ook op het gebied van veiligheid en criminaliteit.

Vraag 3

Is het waar dat minderjarige Roma-kinderen wegens verdenking van een strafbaar feit worden opgepakt? Zo ja, wat gebeurt er dan vervolgens met die kinderen? Wordt daarbij onderscheid gemaakt naar kinderen met de leeftijd van twaalf jaar of ouder en kinderen onder die leeftijd? Op welke wijze worden de ouders van die kinderen aangepakt? Zo nee, wat is er dan niet waar?

Antwoord 3

Kinderen of volwassenen die een strafbaar feit plegen worden opgepakt. Dat geldt voor iedereen, dus niet alleen voor Roma. Kinderen jonger dan 12 jaar worden niet strafrechtelijk vervolgd. De politie doet in die gevallen een zorgmelding bij de Raad voor de Kinderbescherming. Voor kinderen van 12 jaar en ouder wordt proces-verbaal opgemaakt en wordt jeugdrecht toegepast. Ouders komen in beeld wanneer Jeugdzorg betrokken wordt.

Vraag 4

Zijn ouders die hun kinderen opleiden, inzetten of aanzetten tot het plegen van misdrijven zelf strafrechtelijk vervolgbaar? Zo ja, op grond van welke wettelijke bepalingen? Worden deze ouders in de praktijk ook vervolgd? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat strafrechtelijke vervolging van de ouders in dergelijke gevallen zeer gewenst is en zo ja, hoe gaat u daar zorg voor dragen?

Antwoord 4

Ouders die hun kinderen aanzetten tot het plegen van strafbare feiten kunnen worden vervolgd voor bijvoorbeeld het medeplegen van een dergelijk strafbaar feit. Onder omstandigheden kan het inzetten van kinderen om strafbare feiten te plegen, ook leiden tot een verdenking ter zake van mensenhandel. In een dergelijk geval vereist de delictsomschrijving dat uitbuiting (in dit geval van het kind) kan worden bewezen.

In de praktijk worden ouders die hun kinderen aanzetten tot strafbare feiten waar mogelijk ook vervolgd. Of dit in een concreet geval gebeurt hangt onder andere af van de bewijsbaarheid van de bestanddelen van het strafbare feit. De bewijsbaarheid wordt bemoeilijkt als de feiten zich afspelen binnen familieverband.

Vraag 5

Hoeveel kinderen worden er op basis van de gegevens waarover u beschikt door hun ouders op de in het bericht genoemde manier gebruikt?

Antwoord 5

Ik heb geen inzicht in aantallen, noch voor kinderen in het algemeen, noch voor Roma kinderen in het bijzonder.

Vraag 6

Welke mogelijkheden buiten het strafrecht bestaan er om minderjarige kinderen, die verdacht worden van het plegen van een strafbaar feit, te corrigeren? Welke mogelijkheden bestaan er ten aanzien van hun ouders? Worden deze mogelijkheden, bijvoorbeeld instrumenten in het kader van de jeugdbescherming, ook ten aanzien van de genoemde Roma-kinderen gebruikt? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

(Minderjarige) kinderen die verdacht worden van het plegen van een strafbaar feit zijn vaak al in beeld bij de gemeente naar aanleiding van schoolverzuim of overlast. Vaak blijkt daarbij ook sprake te zijn van andere vormen van normafwijkend gedrag en zijn meerdere hulpverleningsinstanties actief in het gezin. Om structuur aan te brengen in de hulpverlening wordt door sommige gemeenten gewerkt met specifiek beleid voor dergelijke multiprobleemgezinnen onder het motto «een gezin, een plan en een regisseur». De aanpak richt zich dus op het gezin als geheel.

Hulpverlening kan vrijwillig zijn, maar ook verplicht worden opgelegd als een kind zodanig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd dat ingrijpen noodzakelijk is. Om tot resultaat te komen is vooral bij zorgmijdende multiprobleemgezinnen interventie op basis van drang en dwang aan de orde. Daarbij wordt gebruik gemaakt van onder andere de instrumenten (voorlopige) ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Voor de keuze van (een van) deze instrumenten is de ernst van de problematiek doorslaggevend, niet de (etnische) achtergrond van mensen.

Vraag 7, 8

Is het waar dat de wijze waarop de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens functioneert het mogelijk maakt dat kinderen worden uitgeschreven, terwijl ze de facto nog in Nederland wonen? Zo ja, hoe komt dat? Zo nee, waarom niet?

In hoeverre volgen ambtenaren, die Roma-kinderen uitschrijven, de wettelijk verplichte procedure van een adresonderzoek om zich er van te vergewissen dat het vaststaat dat deze inderdaad niet meer op het vorig adres in Nederland wonen?

Antwoord 7, 8

Er is geen wettelijke verplichting om standaard een adresonderzoek te doen bij het uitschrijven van een kind. De ambtenaar die belast is met de uitvoering van de Wet GBA mag om redenen van privacy bij een aangifte van verhuizing of vertrek naar het buitenland ook niet (door)vragen naar bijvoorbeeld de achterliggende motieven. Niettemin kan het gebeuren dat bij de betrokken ambtenaar het vermoeden rijst dat er iets niet klopt. Ook andere ambtenaren of instanties kunnen op een later moment constateren of vermoeden dat de geregistreerde verblijfsplaats van een kind niet overeenkomt met de feitelijke verblijfsplaats. Als dergelijke twijfels bekend worden bij de gemeente dan moet die tot actie overgaan, namelijk door de betrokkenen – ook het kind – op te roepen om nadere inlichtingen te verstrekken, het doen van (adres-)onderzoek en zo nodig het afleggen van een huisbezoek.

Vraag 9

Deelt u de mening dat een dergelijk adresonderzoek in het geval van uitschrijving van niet het gehele gezin, maar bijvoorbeeld een of meerdere kinderen, kan bijdragen aan het voorkomen van het administratief zoek raken van kinderen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat gemeenten alert blijven op dergelijke onderzoeken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

Ja. Het is nu volgens de regels van de Wet GBA mogelijk dat echtgenoten voor elkaar of hun kinderen aangifte doen van verblijf in Nederland of vertrek uit Nederland. Als gevolg van het aangenomen amendement Oosenbrug2 zal in de Wet basisregistratie personen een bepaling komen waardoor alleen bij uitschrijving van een gezin in zijn geheel één van de ouders hiervan aangifte kan doen. Voor alle andere gevallen, dus als een van de ouders niet uitgeschreven wordt, zullen de andere leden van dit gezin vanaf 12 jaar zelf aangifte moeten doen van de uitschrijving. Deze bepaling beoogt achterlating en uitbuiting tegen te gaan. Verder is een circulaire aan de gemeenten aangeboden zodat die weten hoe te handelen ingeval van vermoedens van fraude dan wel huwelijksdwang, achterlating en uitbuiting.

Vraag 10, 11

Zien hulpverleners en ambtenaren Roma's toch nog vaak als slachtoffer van de schijnbaar armoedige situatie waarin ze verkeren? Zo ja, betekent dat dat wordt wegkeken als er sprake is van criminaliteit en betekent dat dat minderjarige kinderen daar de dupe van kunnen worden omdat hun ouders gebruikmaken van de ruimte die ze krijgen van de overheid? Zo nee, waarom is dat niet waar?

In hoeverre treden politie en hulpverleners vanwege intimidatie terughoudend op ten aanzien van Roma-families die verdacht worden van criminele feiten?

Antwoord 10, 11

Het samenspel van problemen dat binnen multiprobleemgezinnen met een Roma achtergrond wordt aangetroffen (werkloosheid, schoolverzuim, uithuwelijking, minderjarig ouderschap, illegale inkomensverwerving) in combinatie met non-coöperatief gedrag van de gezinsleden maakt het professionals niet makkelijk. Het in antwoord op vraag 2 genoemde rapport van de Politieacademie signaleert dat bij gemeenten, politie en hulpverleningsorganisaties inderdaad sprake is van een zekere mate van ontwijkingsgedrag en handelingsverlegenheid. Zoals uw Vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 21 maart 2013 heeft gevraagd3 zullen wij uw Kamer een reactie op dit rapport, waaronder op dit punt, doen toekomen.

Er wordt inmiddels gewerkt aan een andere opstelling. In 2011 verzochten bij het Platform Roma Gemeenten aangesloten gemeenten mij om steun om multiproblematiek rond gezinnen met een Roma achtergrond effectiever te kunnen aanpakken. In de overleggen die volgden is gesproken over het verminderen van het gedoogbeleid, een minder vrijblijvende aanpak, kennisopbouw en meer bestuurlijke prioriteit voor de aanpak van deze multi-problematiek, het intensiveren van de politiesamenwerking binnen Nederland en het opzetten van een landelijk overzicht van dadergroepen en delicten. Dat leidde tot de start van een landelijk programma «Aanpak uitbuiting Roma kinderen» waarin gemeenten, politie, Rijk en andere organisaties die van belang zijn voor een sluitende netwerkaanpak op lokaal niveau samenwerken. Daar waar van criminaliteit binnen deze groep sprake is zal deze worden aangepakt met een integrale (bestuursrechterlijke én strafrechtelijke) aanpak onder gemeentelijke regie. Handhaven, ontmoedigen en barrières opwerpen zijn daarbij kernbegrippen.

Vraag 12

Zijn politie en hulpverleners wel voldoende bij machte om contact te maken met de Roma die verdacht worden van criminele feiten? Spreken zij de taal van de Roma of zijn er voldoende tolken voorhanden? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u hier verbetering in aanbrengen?

Antwoord 12

Mij is niet gebleken dat de taal een onoverkomelijke barrière is bij het maken van contact. Waar nodig wordt gebruik gemaakt van tolken. De taal die veel mensen met een Roma-achtergrond onderling spreken is het Romanes. Het aantal tolken dat hiervoor beschikbaar is, is beperkt. Daarnaast spreken Roma echter doorgaans ook de taal van het land van herkomst. Hiervoor zijn in ruime mate tolken beschikbaar.

Naar boven