Vragen van het lid Azmani (VVD) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Jeugd naar Syrië gelokt voor djihad» (ingezonden 15 maart 2013).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (ontvangen 1 mei 2013)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Jeugd naar Syrië gelokt voor djihad»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de zorgen die naar voren komen in het artikel ten aanzien van de Libanese en Syrische invloed op jongeren in Nederland?

Antwoord 2

Het kabinet maakt zich zorgen over de deelname van Nederlanders aan jihadistische zijde in de strijd in Syrië. Zoals beschreven in de beleidsopvolging van het DTN32 (29 754, nr. 217) intensiveren de operationele diensten hun inzet, waaronder op het beter zicht krijgen op reisroutes, rekrutering en beïnvloeding.

Vraag 3 en 4

Wat vindt u van het feit dat vreemde mogendheden invloed proberen uit te oefenen op jongeren in Nederland? Deelt u van mening dat dit de integratie alleen maar belemmert en de afstand tussen verschillende etnische groepen vergroot?

Deelt u de mening dat het totaal onacceptabel is dat vreemde mogendheden jongeren in Nederland ronselen voor een heilige oorlog? Zijn er mogelijkheden om hier iets tegen te ondernemen?

Antwoord 3 en 4

Ik heb geen aanwijzingen dat er sprake is van ronseling voor de jihadistische strijd door vreemde mogendheden. Ook uit het aangehaalde krantenbericht blijkt geen inmenging van staten.

Vraag 5

Is er zicht op om hoeveel jongeren het gaat? Zo ja, worden deze jongeren in de gaten gehouden, zodat bij eventuele terugkomst in Nederland er passende maatregelen genomen kunnen worden? Welke maatregelen kunnen dat zijn?

Antwoord 5

Ja, de AIVD houdt zoveel mogelijk zicht op Nederlandse jihadisten binnen en buiten Nederland. Indien mogelijk brengt de AIVD een ambtsbericht over individuele uitreizigers of terugkeerders uit aan het OM, lokaal bestuur of andere instanties om de risico’s te verminderen.

Ik verwijs u graag naar de brief aan uw Kamer met de beleidsopvolging op het 32e Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) (29 754, nr. 217). Daarin worden de maatregelen beschreven die ingezet worden tegen de dreiging van geradicaliseerde jihadisten.

Vraag 6

Is er contact met de families van deze jongeren en met instanties zoals jeugdzorg?

Antwoord 6

Ik kan hier geen algemene uitspraken over doen. Per individueel geval wordt bekeken wat de meest geëigende aanpak is. De mate waarin ouders, jeugdzorg of andersoortige hulpverlening betrokken worden bij de casuïstiek zal per geval verschillen.

Vraag 7

In het artikel valt te lezen dat de Marokkaanse overheid werkt met de-radicaliseringsprojecten om radicalisering van jongeren te voorkomen; bent u bereid te bezien of deze projecten succesvol zijn en wat Nederland hiervan eventueel zou kunnen leren?

Antwoord 7

In algemene zin kan ik melden dat er blijvende bereidheid is om de bestaande kennis te versterken op dit onderwerp.

Bij het ontwikkelen van het Nederlands contraterrorisme beleid is kennis genomen en lering getrokken van verschillende de-radicaliseringsprojecten in het buitenland, waaronder Marokko. Een belangrijke les daarbij is dat grote rechtstatelijke en contextuele verschillen de overdraagbaarheid van successen bemoeilijken.

Vraag 8

Bent u bekend met het aantal predikers uit Libanon en Syrië dat in Nederland actief is? Zo ja, om hoeveel predikers gaat het en hoeveel daarvan hebben een predikverbod? Welke mogelijkheden zijn er om deze predikers de toegang tot Nederland te ontzeggen en het land uit te zetten?

Antwoord 8

Nee, dat is niet bekend.

Het recht op godsdienstvrijheid is een grondrecht dat is vastgelegd in de

Nederlandse Grondwet. Dat biedt voorgangers en gelovigen veel ruimte. Daarbij is een ieder gehouden aan de wet. Een imam of andere geestelijke die oproept tot geweld is als persoon strafbaar volgens het wetboek van Strafrecht. Het is aan het OM om strafbare uitingen te vervolgen en aan de rechter om daarover een oordeel te vellen.

De AIVD kan aan de IND een ambtsbericht uitbrengen wanneer wordt geconstateerd dat een persoon een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. Op basis daarvan kan de verblijfsvergunning van personen worden ingetrokken, waarna eventueel uitzetting plaatsvindt.


X Noot
1

Trouw, 8 maart 2013

Naar boven