Vragen van de leden Verhoeven en Schouw (beiden D66) aan de ministers van Economische
Zaken en van Veiligheid en Justitie over de privacyvoorwaarden bij apps en ander mobiel
telefoongebruik (ingezonden 12 april 2013).
Antwoord van minister Kamp (Economische Zaken), mede namens de staatssecretaris van
Veiligheid en Justitie (ontvangen 22 mei 2013)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de aflevering van Nieuwsuur op donderdag 14 maart 2013 over
de privacyvoorwaarden bij apps?1
Vraag 2, 3 en 4
Deelt u de conclusie van dit item dat bedrijven hun voorwaarden bewust zo gecompliceerd
maken dat gebruikers ze nooit zullen lezen?
Wat betekent dit volgens u voor de gemaakte keuze van de consument die met deze voorwaarden
instemt? Is hier sprake van een vrije keuze zoals gesteld in privacywetgeving?
Kunt u specifiek ingaan op de gebruiksvoorwaarden van Apple waarmee je per definitie
moet instemmen na aankoop van een iPhone om van relevante applicaties gebruik te kunnen
maken? Is hier sprake van vrije keuze zoals gesteld in privacywetgeving?
Antwoord 2, 3 en 4
Deze vragen betreffen de relatie tussen specifieke producenten en consumenten. Het
is niet aan mij om een oordeel uit te spreken over de invulling van die relatie.
Ik kan wel aangeven dat de privacywetgeving, opgenomen in de Wet bescherming persoonsgegevens
en de Telecommunicatiewet, vereist dat de privacy voorwaarden bij apps beknopt en
voor iedereen leesbaar en begrijpelijk zijn. De eindgebruiker die een app afneemt
waarmee persoonsgegevens worden verwerkt, moet duidelijk en volledig worden geïnformeerd
over de identiteit van de partij die deze gegevens verwerkt en de doeleinden van de
verwerking. Daarnaast is toestemming van de eindgebruiker vereist. Zonder duidelijke
informatie kan geen sprake zijn van toestemming, aangezien die moet bestaan uit een
«vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting» van de eindgebruiker.
Organisaties en bedrijven dienen bij het aanbieden van een dienst, zoals een app,
dan ook transparant te zijn over de verwerking van persoonsgegevens van gebruikers
van die dienst.
Bij eventuele klachten over de naleving van de wettelijke (informatie)verplichtingen
kunnen de consumenten zich wenden tot de Autoriteit Consument & Markt en het College
Bescherming Persoonsgegevens.
Vraag 5
Heeft u tevens kennisgenomen van het artikel Unique in the Crowd: The privacy bounds
of human mobility?2
Vraag 6
Wat betekent de conclusie dat zeer ruwe locatiegegevens, namelijk viermaal een meting
elk uur gemeten via mobiele zendmasten, in 95% van de gevallen zijn te herleiden tot
personen en daarmee persoonsgegevens zijn voor het verzamelen van locatiegegevens
door bijvoorbeeld apps of andere telefoondiensten? Wat betekent dit voor dienstverleners
die gebruikmaken van locatiegegevens, de gegevens die zij hiermee verzamelen en de
toestemming die zij hiervoor vragen?
Antwoord 6
In het artikel wordt verwoord dat uit grote hoeveelheden geanonimiseerde data patronen
te ontdekken zijn die in combinatie met andere datasets, bijvoorbeeld apps, te herleiden
zijn tot groepen of personen. Deze ontwikkeling is interessant voor het voorspellen
voor de inzet van bijvoorbeeld het OV, kans op file, capaciteit op mobiele netwerken,
inzet van personeel in winkels, horeca en in het verlengde daarmee de logistiek en
de bevoorrading.
Ik onderken het economisch belang van de ontwikkeling van de online-diensten, waaronder
apps, en het belang van het bieden van ruimte voor innovatie. Als het daarbij gaat
om bijvoorbeeld het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens, dient dat wel binnen
de wettelijke kaders te gebeuren, zodat de privacy van de eindgebruiker gewaarborgd
blijft (ik verwijs naar mijn antwoord op vragen 2 en 3).
Een goede bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer draagt immers
bij aan het digitale vertrouwen van betrokkenen en daarmee aan de groei van digitale
diensten en de economie.