Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat de Russische overheid nieuwe stappen heeft gezet ten aanzien van de buitenlandse financiering van Russische niet-gouvernementele organisaties (NGO's) (ingezonden 28 maart 2013).

Antwoord minister Timmermans (Buitenlandse Zaken), mede namens de minister-president (Algemene Zaken) (ontvangen 15 april 2013)

Vraag 1

Kent u het bericht dat de Russische overheid nieuwe stappen heeft gezet ten aanzien van de buitenlandse financiering van Russische niet-gouvernementele organisaties (NGO's)?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u deze stappen?

Antwoord 2

Vanaf het moment dat wetgeving inzake NGO’s (buitenlandse financiering en betiteling als «buitenlands agent») vorige zomer in Rusland aan de orde is, hebben mijn EU-collega’s en ikzelf hier herhaaldelijk tegenover Rusland onze zorgen kenbaar gemaakt. Ook de EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft op 26 maart 2013 in een verklaring haar zorgen uitgesproken over de NGO wetgeving en de onderzoeken bij NGO’s die vorige maand in gang zijn gezet.

Vraag 3

Deelt u de mening dat de mensenrechtensituatie in Rusland in het algemeen slechter is geworden sinds Poetin opnieuw president van Rusland is geworden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

De Nederlandse regering maakt zich zorgen over een aantal wetten dat sinds het voorjaar 2012 is aangenomen. Met deze wetten heeft Rusland rechten ingeperkt, waaraan ook Rusland in internationaal verband is gecommitteerd.

Vraag 4

Zo ja, is de Minister-President bereid zijn zorgen te uiten over de mensenrechtensituatie in Rusland tijdens de ontmoeting met president Poetin op 8 april van dit jaar? Is hij daarbij bereid aan te dringen op meer vrijheid voor maatschappelijke organisaties in Rusland?

Antwoord 4

De mensenrechtensituatie in Rusland is één van de onderwerpen van gesprek tijdens de ontmoeting met president Poetin op 8 april aanstaande. Daarbij zal worden aangedrongen op het nakomen van internationale afspraken ten aanzien van burgerlijke vrijheden en op het belang van maatschappelijke organisaties en de betrokkenheid van de eigen burgers voor de ontwikkeling van de samenleving.

Vraag 5

Kunt u ingaan op de discussie die tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 11 maart is gevoerd over de mensenrechtensituatie in Rusland? Deelt u de mening dat de EU een gezamenlijke uitspraak zou moeten doen over het belang dat zij hecht aan mensenrechten binnen de strategische relatie met Rusland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zult u bevorderen dat de EU een dergelijke uitspraak zal doen?

Antwoord 5

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 11 maart jl. hebben de ministers uitgebreid het strategisch partnerschap met Rusland besproken. Ikzelf heb daarbij het belang benadrukt van respectvolle maar duidelijke boodschappen aan Rusland over de binnenlandse situatie. Alle lidstaten hebben hun zorgen kenbaar gemaakt over de binnenlandse ontwikkelingen en hebben herbevestigd dat gemeenschappelijke waarden een essentieel onderdeel zijn van de relatie tussen de EU en Rusland. Binnen de EU zijn wij het er over eens dat alleen door eensgezind en gezamenlijk optreden een zinvolle dialoog met Rusland kan worden gevoerd. Ook ik zal mij daarvoor blijven inzetten.

Vraag 6

Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg over Rusland van 3 april a.s.?

Antwoord 6

Ja.

Naar boven